gothischen 
stijl aan de noordzijde. 
Vóór den Duomo bevindt zich een allergeestigste fontein, de fontein 
der Vier Beesten, zoo genaamd naar vier gedrochtelijke dieren uit 
welker bekken het water vloeit in den steenen bak, waarin de vrouwen 
uit de buurt, naar italiaansche zeden, hare kleeren komen spoelen. 
Ook deze Piazza is weder afgesloten door eene poort, de Toca-poort, 
die nog niet het einde der plaats vormt, daar eenige weinige schreden 
verder de hoogst schilderachtige Catania-poort de werkelijke uitgang is
aan de zuidzijde der stad. 
Wij keeren dus op onze schreden terug, zien opnieuw met welgevallen 
op naar zoo menig aardig motief, naar de balcons veelal voorzien van 
fraai gedreven ijzeren hekken, naar het taormineesche leven dat op al 
die balcons wordt afgespeeld. 
Italië toch is evenals Spanje het land der balcons, geen raam zonder 
balcon, geen balcon zonder menschen die daarop hunne huiselijke 
bezigheden verrichten, hun wasch behandelen, een buurpraatje houden, 
hunne op straat spelende kinderen nagaan en zoo noodig 
waarschuwende of bestraffende woorden toeroepen, hunne etenswaren 
of andere kleine inkoopen met een mandje aan een touw van de venters 
op straat ophalen, de liefdesverklaringen en serenades hunner 
aanbidders, want ook die spaansche gewoonte is hier inheemsch, 
aanhooren. 
Wij gaan ons hôtel weder voorbij om het noordelijk einde van den 
Corso Umberto te bekijken. Dit brengt ons al spoedig op de Piazza 
Vittorio Emanuele waar wij getroffen worden door de middeleeuwsche 
lijnen van het Palazzo Corvaia. Nog draagt het in ieder opzicht het 
stempel zijner vroegere grootheid, maar het is een vervallen grootheid. 
De rez de chaussée is doorgebroken en vervormd tot verscheidene bassi, 
winkels van het eenvoudigste type waar koopwaren van de 
allergoedkoopste soort zijn uitgestald. Treedt men het paleis binnen dan 
vindt men nog een aardig binnenhof, waar een fraaie marmeren trap op 
slanken boog naar boven voert. Langs een gedeelte van de steenen 
trapleuning ziet men nog een soort lambrizeering met een zeer goed 
gebeeldhouwd relief, waarop drie bijbelsche voorstellingen: de 
schepping van Eva, de Zondenval, Adam en Eva aan den arbeid. Het 
dak van het palazzo wordt gekroond door de zoogenaamde "merluzzi" 
een arabisch bouwmotief, een soort kanteelen, dat men hier overal 
terugvindt, en ook bij nieuwe huizen en hôtels een geliefde 
gevel-bekroning is geworden. De achterzijde van het paleis is gebouwd 
op de ruïnes van een tempel aan Minerva gewijd, en het geheel maakt 
nog den indruk een sterk gebouw te zijn geweest, waarin de 
normandische heeren die het eenmaal hebben bewoond, zich weken en 
maanden hebben kunnen verdedigen tegen de aanvallen van Saracenen 
of andere naburige volken, en dat meer had van een vesting dan van 
een comfortabel paleis.
Naast het Palazzo Corvaia de kerk Santa Catarina en een klein, eerst 
onlangs opgegraven romeinsch theater, waarin de twee vomatorien, 
toegangen tot de hoogere rangen, nog duidelijk te zien zijn. Aan de 
andere zijde van het pleintje het Teatro Margherita en een kleine 
kazerne voor "Carabinieri". De Porta di Messina sluit hier het stadje af. 
Rechts van deze poort brengt de Via del Teatro Greco ons naar de 
belangrijke overblijfselen van het grieksche theater, dat een nadere en 
aandachtige beschouwing overwaard is. Wij willen dus aan de hand van 
den Custode of bewaarder, die daarvan een lezenswaardige 
beschrijving in drie talen heeft uitgegeven, dit oude grieksche theater 
eens wat van naderbij bezien. 
Het is niet met zekerheid te zeggen in welken tijd de bouw van het 
theater gesteld moet worden; men gelooft echter te kunnen aannemen 
dat het omstreeks 358 v. C. ten tijde van Andromachus van Taormina 
werd opgericht. De halve cirkelvorm doet ons geen oogenblik aan zijn 
griekschen oorsprong twijfelen, waar tegenover staat dat alle ruïnes 
geheel het karakter van de romeinsche bouworde hebben. Hieruit blijkt 
dat toen de Romeinen zich in Taormina vestigden, zij het theater 
veranderden en vergroot hebben, zoodat wel de grieksche grondvorm 
overbleef, maar de onderdeelen veranderd werden in romeinschen trant. 
Voor deze verbouwing vond men een treffend bewijs in een klein 
grieksch tempeltje, in de bovengalerijen opgegraven, dat den Grieken 
gediend had tot offerplaats en voor wasschingen. 
De Romeinen braken dit tempeltje bij de verbouwing van het theater 
gedeeltelijk af, om op zijn sterke muren de fondamenten van de 
bovengalerij te doen rusten. 
Maar niet alleen vindt de geometrische grondvorm zijn oorsprong bij 
de Grieken, ook de fondamenten en muren van het Proscenium "het 
voortooneel" wijzen op helleensche afkomst. Na de laatste opgravingen 
heeft men pas kunnen bewijzen, dat slechts de bovendeelen van het 
theater aan de Romeinen kunnen worden toegeschreven. 
Een breede trap, Scala regia genaamd, was de algemeene toegang tot 
het theater. Later werd hierin door Keizer Augustus een verandering 
gebracht. Hij liet voor de vrouwen een afzonderlijke trap bouwen aan 
het tegenovergestelde uiterste van de buitenste zuilengang, welke trap 
echter nooit geheel voltooid werd. 
De Scala regia bestond uit met steenen geplaveide bordessen, welke
telkens onderling door drie    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
