in de bedding der gelukkig niet diepe rivier zijn geslagen. 
Daar ik geen koorddanser van beroep ben, liet ik een mijner dragers 
door het water waden, en op zijn schouder steunende, waagde ik den 
tocht over de smalle brug. 
De tempels van Samboenath of Swayambhoe--een bijnaam van 
Boeddha, beteekenende "hij die door zich zelven bestaat";--staan op 
den top van een heuvel, die eene hoogte bereikt van omstreeks honderd 
el en geheel met boomen is beplant. Een steenen trap van ruim 
vijfhonderd treden voert naar den top van den heuvel. Aan den opgang 
van de trap prijkt een kolossaal beeld van den Boeddha, in 1637 
opgericht. Zoodra ge den top des heuvels bereikt hebt, ziet ge voor u 
een piedestal van gehouwen steen, met figuren versierd, waarop een 
soort van bronzen staaf, anderhalve meter lang, de zoogenaamde 
"bliksem van Indra", is geplaatst. Dit symbool is voor de Boeddhisten 
van Nepal even heilig als het kruis voor de Christenen; men vindt het 
onder de beeldwerken van bijna alle nepaleesche tempels. 
De vlakke top van den heuvel is bedekt met kapellen en talrijke beelden; 
maar het grootste gedeelte der ruimte wordt ingenomen door den
grooten tempel, die door bedevaartgangers uit alle deelen des lands en 
zelfs uit de verwijderdste streken van Thibet wordt bezocht. De tempel 
heeft de gedaante van een halfronden bol, uit aarde en baksteen 
opgetrokken, geheel overeenkomende met den tôpe van Sanshi, maar 
bovendien gekroond met een vierkanten toren, waarboven een kegel 
oprijst uit smalle ronde schijven saamgesteld. Op de vier zijden van den 
toren is, met roode, witte en zwarte verwen, het oog van den Boeddha 
afgebeeld. De voet van den tôpe is rond; hij steekt een weinig vooruit 
en is met steenen zerken bekleed.--Om den tôpe staan, naar de vier 
windstreken gekeerd, vier kleine kapellen, waarvan de voorzijden met 
geciseleerd brons zijn bedekt, en waarin zich een gebeeldhouwde zerk 
bevindt. De kapelletjes, de toren op den tôpe en verreweg de meeste 
gebouwen op den heuvel zijn zeker niet ouder dan ruim tweehonderd 
jaren; het oudste is van 1593. Maar zoo de bijgebouwen en de 
toevoegsels van betrekkelijk jongen datum zijn, met den tempel zelven 
is dit niet het geval. Op de boven aangegeven gronden mogen wij veilig 
aannemen, dat hij tot de eerste eeuwen onzer jaartelling opklimt. In een 
der huizen in de nabijheid van den grooten tôpe woont eene familie van 
thibetaansche lamas, die sedert onheugelijke tijden belast is met zorg 
voor het onderhouden van het heilige vuur, het zinnebeeld der godheid. 
Al de tempels van Samboenath worden trouwens door thibetaansche 
lamas bediend. 
 
III 
De bevolking van Nepâl bestaat uit een zeer groot aantal stammen, die 
elkander vreemd zijn en verschillende dialekten spreken. Sommigen 
zijn van thibetaanschen oorsprong; anderen zijn ontstaan uit de 
vermenging van Thibetanen en de oorspronkelijke bewoners des lands 
met immigranten uit verschillende deelen van Hindostan. Van deze 
immigranten zouden sommigen hebben behoord tot de Radjpoets, dat 
wil zeggen tot de edelste en zuiverste vertegenwoordigers van het 
indische ras; anderen daarentegen zouden half wilde stammen zijn 
geweest, zoo als de Kohls in Shota Nagpore en de provincie Orissa. De 
groote massa der bevolking in de eigenlijke vallei van Nepâl bestaat uit 
twee zeer scherp onderscheiden groepen: de Newars, de 
afstammelingen der oude bewoners, en de Gorkhas, die tegen het einde 
der vorige eeuw Nepâl veroverden en de bevolking aan zich
onderwierpen. Deze Gorkhas waren tot op dien tijd een der vele 
krijgshaftige stammen, die binnen het gebied van Nepâl zijn gevestigd; 
zij beweeren de afstammelingen te zijn van de Radjpoets, die weleer 
naar deze afgelegen streken emigreerden om zich aan de 
mohammedaansche overheersching te onttrekken. Buiten kijf zijn zij 
van hindoeschen oorsprong, doch ik heb er maar weinigen ontmoet, die 
niet de teekenen droegen van vermenging met thibetaansch bloed. 
Het woord Gorkha is, overigens niet de naam van een bepaald ras. In 
Nepâl verstaat men daaronder de nakomelingen der lieden van allerlei 
stand en van zeer verschillende afkomst, die in de vorige eeuw de 
nepaleesche provincie Gorkha verlieten en geheel Nepâl aan hunne 
macht onderwierpen. Naar gelang van hunne afkomst vormen zij 
verschillende kasten. De hoogste dezer kasten, die der kshatryas, is 
gesproten uit de verbintenis van de bovengenoemde Radjpoets met de 
vrouwen van een oorspronkelijk inlandschen stam, die den naam draagt 
van Khoes. De Gorkhas vormen de kern der krijgshaftige bevolking 
van Nepâl, waartoe verder nog verschillende stammen behooren, bij 
wie de mongoolsche type veel meer op den voorgrond treedt dan bij de 
Gorkhas. De vereeniging van Nepâl onder het gezag van één souverein 
is het werk der Gorkhas, die zich door hunne groote dapperheid en 
militaire bekwaamheden boven alle anderen onderscheiden. Deze 
krijgshaftige aristokratie acht alle andere bezigheden buiten den 
wapenhandel beneden hare waardigheid: zij bemoeit zich noch met 
handel, noch met industrie, noch met landbouw, en is ook ten eenemale 
ontbloot van    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.