Redevoeringen | Page 8

Hendrik Conscience
gekend en bemind; treurt over het verlies van zooveel arbeid en zooveel hoop; bevochtigt met smartwater de aarde, die hem bedekken gaat, opdat het gras boven zijn gebeente zich voede met de teekens uwer droefheid. Ach, weent: uw goede vriend, uw jonge kunstmakker is niet meer!
En gij, betreurde broeder, rust zacht in den schoot des vaderlands! Misschien was uw laatste uur bitter, omdat gij van uw doodbed te vergeefs uwe handen naar ons uitstaakt, en sterven moest verre van uwe Antwerpsche vrienden. O, wees getroost, dierbare doode. Zie neder van uit uw nieuw vaderland: bij uw graf staan ze allen; zie uw goeden meester, uwe leeraren, uwe medeleerlingen, uwe kunstgenooten tranen storten over uwe vroege opvaart,--en verblijd u nogmaals, als op aarde, in de uitgestrektheid onzer liefde tot U!
En nu, Jozef De Hoy, lieve broeder, uw graf gaat zich sluiten; met verbrijzeld hart moeten wij het veld verlaten, waar uw gebeente rusten zal.... Welaan dan, zalige ziele, ontvang in den schoot der Godheid ons laatst en smartelijk Vaarwel!

REDEVOERING
UITGESPROKEN BIJ HET GRAF VAN J.F. WILLEMS, DEN 26^{sten} JUNI 1846.
Mijne Heeren en Kunstgenooten!
Door de Antwerpsche _Maatschappij ter bevordering van Nederduitsche Taal-en Letterkunde_ gelast, bij dit plechtig rouwfeest in haren naam het woord te voeren, is het met een diep gevoel van treurnis en van ontzag dat ik dezen heiligen grond betreed.
Het is dan waar: in den schoot dezer aarde slaapt Willems! Hier, onder onze voeten, rust hij voor eeuwig!
Dat statig hoofd, woonplaats van vernuft en geestkracht, ligt ontzenuwd en loodzwaar neergezonken op het steenen rustbed!
Stom is de tolk, wiens machtig woord in aller zielen overtuiging en moed storten kon,--stom de vaderlandsche nachtegaal, die het begeesterd Vlaamsch lied, als eene stem uit het roemrijk verleden, in onze harten zoo meesterlijk herklinken deed....
Het kind, dat, nog stamelend, reeds als een toegeheiligde Nazare?r, als een voorbestemde Eliacim, van wedereisching droomde, van moedertaal en Vlaamschen roem voorspelde;--den jeugdigen man, die het verbasterd nakroost opriep uit den slaap der verloochening, en den vreemde uitdaagde tot den strijd voor Vlaanderens wedergeboorte: die op zijne breede schouders den kruisboom der algemeene dwaling laden dorst; die, vervolgd en gebannen, in de stilte der ballingschap het vaderland eenen onsterfelijken roem bereidde;--den ouderling, die, als een reus in geduld en wetenschap, de aarde der verledene eeuwen opgroef en doorwroette, om de verlorene parelen onzer letterkroon op te zoeken; die juichend over gansch Europa de vergetene diamanten weder glinsteren deed:--Slag van Woeringen! Brabantsche Yeesten! Reinaart! stralende gesteenten, door hem geslepen en beglansd in de diepte zijner eenzame nachten!...
Eilaas, het kind, den man, den ouderling, den dichter, den strijder, den geleerde--het nijdige graf heeft ze verzwolgen! Van hen blijft ons niets meer dan hun eeuwige roem en het goede, dat ze hebben gesticht.
Gentsche bodem, gewijde rustakker van Vlaamsche helden en vaderlandsche martelaars, aan Willems ook hebt gij eene plaats ingeruimd tusschen de gebeenten uwer roemrijke vaderen. Wij benijden u dien dierbaren schat niet. God heeft het zoo gewild.
Willems moest in zijnen dood zoowel als in zijn leven het ware beeld des vaderlands zelven zijn. De Antwerpsche grond droeg zijne wiege en hoorde zijne eerste zangen, Brabant werd verheerlijkt door zijne schoonste meesterstukken; op den grond van Vlaanderen heeft hij gezwoegd en geleden ... in den schoot van Vlaanderen moest Willems rusten; want, was hij ook niet een Vlaamsch held, een vaderlandsch martelaar? Zijne onvergankelijke nagedachtenis blijve aldus een band, door God zelf gesmeed tusschen alle gouwen, waar de Dietsche tale klinkt!
Met het vochtig oog op dit graf gericht, beseffen wij dieper wat wij hebben verloren; wij erkennen niet alleen, dat, sedert de uitverkorene ten hemel opklom, een glansrijk en arbeidvol tijdstip gesloten is; maar iedereen van ons gevoelt met angst, dat het Vlaamsche leger zijn opperhoofd verloren heeft. Inderdaad, zoolang de veldheer het volle leven genoot, stonden de Vlaamsche strijders als een ondoordringbare muur vóór den vijand geschaard, altijd gereed om het heiligdom der moedertaal tegen allen hoon te verdedigen, voor alle schennis te bewaren.... De veldheer sneuvelde, de band was verbroken!
Als verstomd door dit onverwacht verlies, zonder leidsman en middelpunt, liepen de Vlaamsche strijders gedeeltelijk uiteen en vergaten te waken bij het pand, dat aan hunne gemeene macht was toevertrouwd. De vijand sloop in het kamp en strooide er de verderfelijke zaden van mistrouwen en verdeeldheid.
Was Willems' dood dan geene harde beproeving genoeg?--Ach neen! Eene andere schitterende star moest den hemel onzer letterkunde nog ontvallen; Ledeganck moest ook op zijne verbrijzelde harpe het hoofd voor eeuwig te rusten leggen; de twee straalrijkste lampen in den tempel der Vlaamsche kunst moesten door het wreede noodlot worden uitgedoofd!
En, als wilde eene geheime macht afmeten tot hoeverre der Vlamingen standvastigheid gaat, als wilde zij beproeven, of onze vaderlandsche zaak tegen het geweld der losgebrokene stormen bestand is, wierp zij oneenigheid, tweespalt en verzwakking onder ons, terwijl onze harten nog ontsteld waren van rouw en droefheid.
God, op
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 32
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.