Redevoeringen | Page 9

Hendrik Conscience
welk tijdstip toch! Nu het bedreigde vaderland op ons roept, als op de uitgelezensten zijner zonen; nu de zwangere onweerswolken op onze grenzen samendrijven, nu de vreemdeling op onzen geboortegrond zelven werktuigen gevonden heeft, om ons te verleiden tot de verzaking onzes voorgeslachts, onzer moedertaal, onzer zeden, onzes verleden, onzer toekomst; nu de tijd gekomen is om onze vijftienjarige beloften te vervullen; nu iedereen, die zijn land bemint, het oog op ons gericht houdt, om te weten of onze gloeiende zangen geene ijdele woorden waren; nu alles, menschen en gebeurtenissen, ons toeroept: "het uur is daar! toont wie gij zijt!" nu zijn wij oneenig! nu strijden wij met verdeelde krachten, als hadden wij nooit in dezelfde rangen de wapenen van woord en geest voor 's lands eere gevoerd; nu staan wij eendrachteloos en zonder beraad, verspreid rond het heiligdom van ons bedreigd volkebestaan!
Wie zal de verstrooide scharen weder vereenigen en ten strijde voeren voor moedertaal en vaderland? Wie van ons heeft door zijne ondervinding, door zijne lange loopbaan, door zijne wetenschap, door zijn kalm vernuft nu reeds het recht bekomen om aan de spits zijner broederen te staan?
Willems alleen bezat dit recht; hij was wel metterdaad onze wettige vorst in het rijk der vaderlandsche letteren, vermits dit rijk dreigt in te storten bij zijnen dood. O, Willems, Ledeganck, roemrijk bardenpaar, nu in de hemelzaligheid vereenigd, gij ziet wellicht met treurnis van uit den schoot der Godheid op ons neer; misschien vertroost onze dankbare hulde uwe schimmen niet gansch over het plicht vergeten, waarin eene onbesefbare dwaling ons gedompeld houdt.--Zoudt gij vreezen, dat de Vlaamsche scharen, door onderling mistrouwen verzwakt, eindelijk bezwijken zullen? Dat uw voorbeeld, uw arbeid nutteloos zal worden gemaakt?
Ha, neen! neen, niet waar? Gij verheugt u, omdat uw oog in het goddelijk boek der toekomst heeft mogen lezen: _Het Vlaamsche volk zal niet vergaan_! Gij lacht ons vroolijk toe uit den Hooge, omdat gij hoopt, dat hier, bij uwe graven, omgeven door den wasem, die uit uw heilig overschot opstijgt, wij onze harten openen zullen voor het volle gevoel van onzen dierbaren plicht; omdat gij hoopt, dat een straal der broederliefde ons verlichten zal; dat wij, overwegende wat uwe nagedachtenis van ons eischt, ons mistrouwen zullen afleggen om met vereende krachten te doen wat gij ons hebt voorgeleerd;--om den last te volvoeren, welken gij, betreurde barden, met uwen roem ons tot erfdeel naliet!
O, landgenooten, kunstvrienden, die uit alle gouwen van Belgi? hier op Arteveldes geboortegrond, bij Willems' laatste rustplaats, vergaderd zijt, o, mocht het zoo geschieden! Mocht in deze onze plechtige hulde aan de nagedachtenis van eenen dierbaren doode het vaderland de weldaad der herstelde eendracht vinden!
Zijn wij niet altemaal broeders in den Vlaamschen bloede? Is het niet dezelfde zucht, die onze harten jagen doet? Arbeiden wij niet te gader voor Vlaanderens grootheid?
Aanschouwt dit graf! Kan er wel een schooner altaar der broederliefde voor Vlamingen zijn? Ach, ontsteken wij daarop de gewijde vlam der eendracht; dat het onze gevoelens van oneenigheid als een zoenoffer ontvange en vertere!--Dan zal Willems' gebeente van blijdschap trillen onder den kouden steen; dan zal zijne zalige schim voor 's Heeren aanschijn juichen op die zegepraal.... En wij, wij zullen onze zonen in bedevaart naar hier geleiden, naar het Campo-Santo, waar de Vlaamsche helden rusten, om God te danken over de hier behaalde overwinning;--tusschen het gras, dat nevens de heilige graven zijne halmen opschiet, zullen wij onze kinderen doen knielen, hun spreken van den Vader der Dietsche dichters altegader[1], hun den welvaartszang van den Vlaamschen zwaan[2] leeren stamelen, en ze doen bidden voor moedertaal en vaderland!

REDEVOERING
UITGESPROKEN OP HET GROOT MUZIEKFEEST TEN VOORDEELE DER SLACHTOFFERS VAN DEN HONGERSNOOD IN VLAANDEREN (1847).
Mijnheeren en Mevrouwen!
Wij vieren heden het blijde feest der zedelijke wedergeboorte onzes vaderlands. Deze zaal weergalmt van vreugdeliederen,--nog klinkt aan ons luisterend oor het schoone gezang der verleidende vrouwenstem,--alles ademt hier voldoening en geestdrift.
* * * * *
Ach, de onweerstaanbare stem des gewetens en des plichts dwingt mij die vreugde te storen. Ik moet eenen snijdenden noodkreet tusschen onze jubeltonen mengen,--uwe gemoederen met pijn vervullen,--tranen doen storten misschien!
Maar indien gij met ontheffing onze blijde zegeliederen aanhoordet, zult gij toch uw hart niet sluiten voor de droeve stem onzer stervende broeders. Gij zult mij aanmoedigen, niet waar?--Ja, want het is in naam der heilige menschenliefde--dit schoonste kenmerk van der Belgen geslacht--dat ik een akelig graftooneel voor uwe oogen openspreiden ga.
Vlaanderen! Vlaanderen!--Die naam, zoo vermaard, was eens het zinnebeeld van rijkdom, van nijverheid, van kunstmin, van heldenmoed; in de gansche wereld wekte hij de gedachte op van een uitgelezen volk, dat met het zweet zijns aanschijns eene woestijn tot een aartsparadijs had herschapen.--Begroet als de geboortegrond der volksvrijheid, bewonderd als de wieg van een heldengeslacht, bemind als het tweede vaderland der kunsten....
Vlaanderen! Vlaanderen! Nu is die naam een gebed,--eene klacht, die oprijst uit een onmeetbaar graf--een doodsschreeuw,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 32
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.