maken,
Dat ons de tijd zóo snel 
ontvaart,
Dat, eer zij 't Heden recht mocht smaken,
De ziel reeds in 
't Verleden staart. 
Het zaligst uur, sinds lange jaren
Verwacht en vurig afgebeên,
Het 
komt gelijk een klank van snaren:
Hij ruischt, verrukt, en--vliegt 
daarheen! 
KLEINE PLAGEN. 
Neen! een groote, heiige smart
Zal mij nimmermeer vervaren;
Zag 
zich maar mijn vurig hart
Alledaagsche kwelling sparen!
'k Wil het 
groote kruis, hoe zwaar,
Dat van God komt, willig dragen;
Maar 
mijn hart krimpt in elkaâr
Voor die duizend kleine plagen! 
Heil, die met hun heldenbloed
't Worstelperk der vrijheid verven!
Heil, die in den mutsertgloed
's Hemels Martelkroon verwerven!
Welk een troost in allen nood,
Welk een roem in alle schande,
Waar 
we, trouw tot in den dood,
Vallen als eene offerande! 
Maar hoe zelden gunt ons 't lot,
Grootsch te lijden, grootsch te sneven,
Met den gloriepalm tot God
Als een aadlaar op te zweven!
Ach, 
hoe pijnlijk, dag aan dag
Vaster in den strik gesparteld,
Niet te 
vallen door één slag,
Maar door naalden doodgemarteld! 
AAN VADERS, DIE KINDEREN BUITEN HET
HUWELIJK 
HEBBEN. 
Gij, die uit wulpschen lust de onnozelheid verraadt
In 't lichtgewaad 
eens Engels!
Die jaagt door vreemden hof, en zelfs geen blik meer 
slaat
Op de omgetrapte stengels!
'k Wil uw geweten zijn! 'k wil 
spreken van uw bloed,
Van 't pleegkroost der ellende,
Dat recht 
heeft op uw naam, uw liefde, uw overvloed,
Maar--nooit een vader 
kende!
Rampzaalge kinderen, die, ziekelijk en koud,
In 
d'Ugolino-toren
Van 't klemmende gebrek, dien gij hun hebt gebouwd,
In schande zijn geboren!
Hebt gij dan nooit voor hen een enklen 
zucht geslaakt?
Voelt gij hun droeve schimmen
Niet woelen in uw 
hart, als schijndoôn, die, ontwaakt,
Uit d'engen grafkuil klimmen?
Kunt gij den kinderen, die gij uw kindren heet,
Éen uur van vreugde 
schenken,
En tevens niet aan al het jarenlange leed
Der 
ongenoemden denken?
Wanneer ge uw naaste kind ten blijd 
geboortefeest
Met bloemen ziet versieren,
Staan dan zijn broeders 
niet verwijtend voor uw geest,
Die nooit hun jaardag vieren;
Die op 
denzelfden dag misschien den bleeken dood
Ontzind in de armen 
loopen,
Of--eindloos erger--voor een schaamle handvol brood
Hun 
kostbre ziel verkoopen?--
Hoe durft gij spreken, gij, van 
vaderteederheid
En vaderlijke zorgen,
En zeggen, dat ge uw kroost 
een vasten stand bereidt,
Uw kindren hebt geborgen,
Als de andren, 
buiten af, in 's waerelds oceaan,
Op schotsen ijs bevriezen,
En, 
voortgedreven door den zweependen orkaan,
In d' afgrond zich
verliezen?--
Noemt u geen mannen, gij vreesachtigen! maar bloost,
Als gij die zwakke vrouwen,
Verlaatnen, blijven ziet bij heur verlaten 
kroost,
En--nog op God vertrouwen!
Noemt u geen vaders, gij die 
vaders zijt in schijn!
Daar zijn voor de Alziende oogen
Meer 
kindermoorders dan er moorderessen zijn--
Wanneer werd God 
bedrogen? 
DES ZANGERS VLOEK. 
BALLADE. 
In overoude tijden
rees voor des pelgrims oog,
Ver boven beemd en 
bosschen,
een burchslot naar omhoog.
Het lag in bonte gaarden,
als in een bloemenkraus,
Waar springfonteinen speelden
in 
regenboogenglans. 
Daar had een trotsche Koning
zijn machtig rijk gesticht;
Daar zat 
hij op zijn zetel
met somber aangezicht.
De dood lag in zijne oogen,
de hel in zijn gemoed,
Want wat hij sprak was geessel,
en wat hij 
schreef was bloed. 
Naar deze Vorstenwoning
trok eens een Zangrenpaar,
Een jongling, 
blond van lokken,
Een grijsaard, wit van hair.
De grijsaard, met zijn 
speeltuig,
berijdt een fier genet;
De jongling gaat er nevens
met 
vogelvluggen tred. 
Daar sprak de grijze Zanger:
"Houd u bereid, mijn zoon!
Het rijkste 
lied moet klinken,
en uit den volsten toon.
Verzamel al uw krachten,
de hoogste vreugde en smart:
De Koning moed gegrepen
in 't 
marmerkoude hart!" 
Reeds treden beî de Zangers
de weidsche Hofzaal in:
Daar throont 
de norsche Koning,
de schoone Koningin:
De Koning, die in luister
het Noorderlicht gelijkt,
De Koningin, die lieflijk
als 't kuische 
maanlicht prijkt.
De grijsaard roert de snaren:
hoe zuiver trillen zij!
Hoe zwelt in 
stoute akkoorden
de wondre melodij!
Hoe klinkt als die eens Engels
des jonglings stem er door!
Hoe dreunt de bas des ouden
gelijk 
een geestenchoor! 
Zij zingen van de vreugden,
de deugden van weleer,
Van lente, 
liefde en vrijheid,
van trouw en riddereer.
Zij zingen van al 't 
Schoone,
dat 's menschen boezem treft
Zij zingen van al 't Goede,
dat 's menschen hart verheft. 
De dartle hovelingen
verleeren allen spot;
De dreigende 
oorlogshelden
verneedren zich voor God;
De Koningin, verteederd,
werpt, met een tranenvloed,
De puikroos van heur boezem
den 
Zangers voor den voet! 
"Gij hebt mijn volk betooverd,
gij hebt mijn vrouw verleid!
Zoo 
brult op eens de Koning
in wilde grimmigheid:
Hij werpt zijn 
zwaard, dat vlammend
des jonglings borst doordringt,
Waaruit, 
voor gouden zangen,
een roode bloedstraal springt. 
Verdwenen zijn de hoorders,
verbroken is het feest;
De jongling 
geeft al snikkend
in 's meesters arm den geest.
Die windt hem in 
zijn mantel,
en draagt hem door 't portaal,
En zet den dierbren 
doode
recht vóor zich in den zaâl. 
Maar voor de poort des Konings,
daar houdt de grijsaard stand,
Daar slingert hij liet speeltuig
uit de opgeheven hand:
En als de 
harp in splinters
verstrooid ligt op den grond,
Daar dreunt zijn stem 
ontzettend
door slot en gaarden rond: 
"Wee u, gij trotsche zalen!
geen vriendlijk harpakkoord,
Geen zang 
worde in uw bogen
in eeuwigheid gehoord!
Daar mogen zuchten 
klinken
en schuwe slavenschreên,
Tot u de geest der wrake
tot 
stuivend puin zal treên!
"Wee u, gij bonte gaarden
in 't gouden zonnelicht!
U toon ik dezes 
dooden
bestorven aangezicht.
"Het moge uw loof doen dorren,
uw 
bronnen stil doen staan,
Tot al uw heerlijkheden
in onkruid 
ondergaan! 
"Wee u, verwaten moorder!
u vloekt wat Zanger heet!
Vergeefs zij 
al uw woeden,
geen lauwer kroone uw zweet!
Uw rijkdom moog' 
verroesten,
verderven al uw pracht,
Uw trotsche naam verzinken
in    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
