Nieuwe Bloemlezing uit de dichtwerken van J.J.L ten Kate

J. J. L. ten Kate
A free download from www.dertz.in

The Project Gutenberg EBook of Nieuwe Bloemlezing uit de
dichtwerken van J.J.L ten Kate, by J.J.L. ten Kate
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org

Title: Nieuwe Bloemlezing uit de dichtwerken van J.J.L ten Kate
Author: J.J.L. ten Kate
Release Date: January 9, 2006 [EBook #17484]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
0. START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK NIEUWE
BLOEMLEZING ***
Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed

Proofreading Team at http://www.pgdp.net/

POËZY.
NIEUWE BLOEMLEZING
UIT DE DICHTWERKEN
VAN
J.J.L. TEN KATE.

II.
LEIDEN.--A.W. SIJTHOFF.
1880.
ZIGEUNERSLEVEN

Wat ruischt er zoo spade
Door 't beukenloof heen?
't Zijn
fluistrende stemmen
En krakende schreên:
Daar flikkren de
vlammen
Door 't lommerig bosch,
Daar weemlen gedaanten
In
wonderen dosch.
't Zijn wilde Zigeuners:
Een rustloze schaar,
Met bliksemende
oogen,
Met fladderend hair;
De Nijl heeft het eerste
Hun voeten
besproeid,
De hemel van Spanje
Hun voorhoofd verschroeid.
Hoe vriendelijk knettert
Het vlammende hout!
Daar leegren de
mannen,
Bij vroolijken kout:
Daar hurken de vrouwen,
En roosten
het maal,
En vullen gestadig
De wijde bokaal.
En Sagen en zangen
Weêrklinken in 't rond,
Als 't bloeiende Zuiden

Zoo weeldrig en bont.
Hoe luistren de jongen,
Waar 't Bestjen
hen leert.
Wat rijmspreuk de slange
Der smarte bezweert!
Zwartoogige meisjens
Beginnen den dans:
Hoe gloeien de fakkels

Met purperen glans
Hoe ruischen de snaren!
Hoe davert de grond!

Hoe zwieren de paren
Al wilder in 't rond!
Nu zoeken ze aêmechtig
Een plekjen zich uit,
Waar 't murmelend
windtjen
Haar de oogenleên sluit.
Daar voeren de droomen,
Zoo
dartel en vlug,
Het harte der kindren
Naar 't Zuiden terug.
Maar als nu in 't Oosten

Het zonnetjen daagt,
Zijn plotsling de
beelden
En droomen verjaagd.
De muildieren trapplen;
't Woelt
alles dooréen--
De bende is verdwenen!
Wie zegt u waarheen?
SLAAPWANDEL BIJ DAG.
Door de Afrikaansche lucht gezengd,
Marcheert een oorlogsdrom:
't Zijn Vreemden, bont dooréen
gemengd,

Vergaderd van alom.
Hun lied, in allerhande taal,
Eens rijzend met
den morgenstraal,
Werd lang niet meer gehoord:
Eentonig dreunt het rammlend staal--
Zij trekkend slapend voort.
De tamboer, met zijn trom bezwaard,
Stapt slapende in de maat;
Den hoofdman, knikkende op zijn paard,
Staan vlammen op 't gelaat.
Zoo sluimert heel dat bataillon,
Door
de onverbiddelijke zon
Tot smachtens toe verhit:
Toch, hoe de hette hen verwon,
Blijft alles in 't gelid.
En wat meest enkel de enge tent
Bij nacht bespieden mag,
Staat nu op elks gelaat geprent
Bij helderlichten dag:
Het droomgordijn is opgehaald,
De waereld,
waar hun ziel in dwaalt,
Weêrkaatst haar tooverlicht,
Den glans, die van haar beelden straalt,
Op ieders aangezicht.
Hoe beeft de ruige wenkbrauwboog!
De mond, schoon zwijgend, spreekt:
Ziet, hoe daar uit het trillend
oog
Een groote traandrop breekt!
Zij zien de dagen van weleer,
Hun
dierbaar huis, hun vriendlijk meir,
Hun groene lustwarand,
Hun lieve, grijze moeder weêr,--

't Verloren Vaderland!
Daar valt een schot--zij zijn ontwaakt,
En vormen, strijdens reê,
Van plotselingen moed geblaakt,
Hun bliksemend quarré:
De tanden klemmende op elkaâr,
In dubble
gramschap staan zij daar,
In stomme razernij....
Helaas, de Beduïnenschaar
Vliegt als hun droom voorbij!
KALIFORNIË.
Zij graven goud, en vinden goud;
"Goud" heet het tooverwoord!

Dat jaagt de morders, jong en oud,
Van haard en have voort.
Voor goud verzaakt de vriend zijn vriend,
Verstoot de man zijn bruid:

't Ziet hunkrend, wat den Mammon dient,
Naar Kalifornië uit.
Zij laten, dobbrende op een plank,
Hun huisgezin in druk:
De
rijkdom wenkt, het goud is blank,--
De spiegel van 't Geluk!
Goud is de sleutel tot het Hart,
De ware God der Eeuw;
Het maakt
de lijdende Onschuld zwart,
De Misdaad wit als sneeuw.
Het geeft der Domheid roem en macht,
Der Grijsheid frissche jeugd;

Het maakt Lafhartigheid tot Kracht,
En Schurkerij tot Deugd!
Dies ziet, door zooveel glans verblind,
Het volk in 't Goud zijn heil,

En heeft er vrede, en vrouw, en kind,
God, en zich-zelf voor veil!
O, dwaasheid, die het Wezen smaadt
En naar de Schaduw tast,
Die
in de verte zoeken gaat
Wat zoo nabij haar wast!
Uw T'huis is uw Beloofde Land:
Dáar zijt gij waarlijk Vorst!
Delf

goud, met ijver en verstand,
Maar--uit uw eigen borst!
De mannenkracht, de mannenmoed,
Die hooger streeft dan de Aard,

De zin voor 't eeuwig Schoon en Goed,
Zijn wel des zoekens
waard!
Daar schuilt voor u gedegen goud,
Dat van geen roesten weet,
Dat
immer zijn gehalte houdt,
Dat Ware Rijkdom heet!
Zoo 't mannenhart u niet voldoet,
Zoek dan in 't vrouwenhart:
Een
goudmijn is haar teêr gemoed
Van vreugde en zoete smart!
Ziet, hoe dáar, rijker dan uw droom.
De reinste liefde gloeit,
En, als
het stofgoud in den stroom,
Door al heur aadren vloeit!
Versmaadt uw hart dat Tooveroord,
O aarzel dan niet meer!
Trek
dan naar 't verre Goudland voort--
_Gij vindt er de armoê weêr_!
DE VLUCHT DES TIJDS.
Dát kan mij vaak weemoedig
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 23
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.