alleen zijn van
ochtend."
"Ik wil graag bij u blijven," zei Elsje terstond. "Maar zou het niet goed
zijn dat de dokter even kwam vandaag? Ik kan heel gauw heen en terug
naar het dorp loopen om het hem te vragen."
"Neen, neen, dat is heelemaal niet noodig. Maak je maar niet ongerust.
Ga jij nu maar voort met je werk, dan sta ik straks wel op."
En zij trok de lakens over zich heen en sloot de oogen, als om te
kennen te geven dat het gesprek nu uit was.
Elsje gehoorzaamde en ging stil, met een bezorgde uitdrukking op haar
gezicht, voort met haar werk. Wat was er met grootmoeder? Eerst
gisteravond die vreemde, droevige stemming en nu zoo kortaf, zoo
geheel anders dan gewoonlijk! De tranen sprongen haar in de oogen bij
de gedachte dat de oude vrouw toch misschien zieker was dan zij wilde
bekennen--och, als de dokter maar eens even kwam, dat zou haar een
heele gerustheid geven. Zij zou er straks nog eens met grootmoeder
over spreken en dan zou alles wel weer in orde komen. De dokter had
toch immers ook gezegd dat zij vooruitging--kom, ze moest nu maar
geen zorgen hebben vóór den tijd!--
Zoo, daar stond grootmoeders stoel weer in het aardige, zonnige hoekje
bij het raam. Elsje deed een kooltje vuur in de stoof en schoof die bij
den stoel. Nu gauw stof afgenomen en het ontbijt klaar gezet; ze zou
vlug voortmaken, dan was alles netjes, als grootmoeder binnen kwam.
Zij dribbelde ijverig met haar stofdoek heen en weer, het geheele
vertrek door. Voor het portret der jonge vrouw in het sierlijke,
nieuwerwetsche lijstje, bleef zij even staan. "Zoo'n heel ander gezicht
dan dat van moeder," zei Elsje, "ze kijkt zoo streng! Ik zou haar haast
niet "tante" durven noemen!" En snel wischte zij het stof van het glas af,
alsof ze haast had om weg te komen van de uitdrukking dier koele,
donkere oogen, die zoo strak naar haar schenen te kijken.
Intusschen woelde de oude vrouw onrustig in haar bed heen en weer.
"Straks bij het ontbijt zal ik het haar zeggen, dadelijk bij het
ontbijt--zoo gauw mogelijk, dat is het beste maar," mompelde ze en dan
weer: "Het moet maar terstond, dan is het er uit, dan weet ze het. Mijn
lief, lief kind, arme, kleine Elsje! O, als het maar gaat, als het maar
gaat!"
Ze bleef even stil liggen en een paar tranen rolden langzaam langs hare
oude, verrimpelde wangen. Toen kwam er een trek van vastberadenheid
om haar mond en klonk het zacht en bevend: "Het moet, het is de
eenige weg,--God zal ons helpen!"
Een uur later was het ontbijt afgeloopen, maar nog had de grootmoeder
den moed niet gehad, Elsje te zeggen wat het was, dat haar drukte.
Eerst toen het meisje de bordjes en kopjes afgewasschen en weggezet
had, zei de oude vrouw:
"Het is nog vroeg. Krijg je den Bijbel, kind?"
Het was het gewone verzoek, dat iederen Zondagmiddag terug kwam,
maar dat nu vroeger op den dag gedaan werd.
"Nu al lezen, grootmoeder?" vroeg Elsje verwonderd.
"Ja," knikte ze, "het is hier nu zoo rustig en we hebben al den tijd."
Elsje kreeg den Bijbel en vroeg:
"Zal ik lezen?"
"Ja kind, dat is goed. Mijn stem is zwak vandaag. Lees jij maar."
"Wat zal ik nemen?" vroeg Elsje, terwijl ze over haar grootmoeder
zitten ging en den Bijbel opensloeg.
De oude vrouw bedacht zich even, toen zei ze zacht:
"Psalm 121."
Er volgde een oogenblik van vredige stilte, door niets verbroken dan
door het ritselend geluid van het omslaan der bladen door Elsje, die den
psalm opzocht.
Toen begon ze te lezen:
"Ik hef mijne oogen op naar de bergen, vanwaar mijne hulp komen zal.
"Mijne hulp is van den Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft. "Hij
zal uwen voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren.
"Ziet, de Bewaarder Israëls zal niet sluimeren, noch slapen. "De Heer is
uw Bewaarder, de Heer is uwe Schaduw, aan uwe rechterhand. "De zon
zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts. "De Heer zal u
bewaren van alle kwaad; uwe ziel zal Hij bewaren. "De Heer zal uwen
uitgang en uwen ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid."
Met gevouwen handen en aandachtig voorover gebogen hoofd,
luisterde de grootmoeder naar de frissche jonge meisjesstem, die
duidelijk de troostende woorden voorlas uit den grooten,
ouderwetschen Bijbel, welke reeds bij de grootouders van deze oude
vrouw in gebruik was geweest. Elsje las vrij goed, langzaam en met
ernst, onder den indruk dat zij den Bijbel las, maar het was aan den
toon van haar stem te hooren dat de woorden niet diep tot haar
doordrongen. Zij vond den psalm mooi, zij voelde een zekere

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.