de donkere aarde en met een ernstige
uitdrukking op haar gezicht ging ze weer in huis.
"Ik moet vóór alles oppassen dat grootmoeder niet weer in zoo'n
sombere, vreemde stemming komt," dacht ze. "De dokter heeft er mij
zoo voor gewaarschuwd."
Maar noch de dokter, noch Elsje konden de oude vrouw van den last
bevrijden, die haar drukte. En toen haar kleindochtertje reeds lang sliep,
lag zij nog wakker, steeds weer gekweld door die ééne, telkens
terugkeerende vrees, dien angstigen twijfel, die voortdurend de
woorden op haar lippen bracht: "Als het maar gaat, och, als het maar
gaat!"
Hoofdstuk II.
Zondagmorgen.
Den volgenden dag was het Zondag. Toen Elsje zich zachtjes
aankleedde om haar grootmoeder niet wakker te maken, die nog vast
sliep, was het haar, alsof het vandaag nog veel stiller en rustiger om
haar heen was dan andere ochtenden. Buiten scheen de zon even
vroolijk en gul als gisteren; er was weinig wind en weer was de lucht
helderblauw. Alles juist als den vorigen dag en toch ook weer niet zoo,
meende Elsje. Zondags zagen de dingen er in hare oogen bepaald
anders uit dan op werkdagen. Zij werd dan wakker met wat zij een
"echt Zondagsgevoel" noemde en kon duidelijk zien, vond ze, dat alles
om haar heen in de natuur in een stemming was, die geheel bij den
Zondag paste. De dorpsmeisjes lachten haar uit, als zij zulke dingen zei
en Elsje kreeg een kleur en schaamde zich een beetje, maar zij bleef
toch bij haar opinie. Zondags was alles anders, niet alleen in de huizen
en niet alleen wat de kleeding der menschen aanging, maar ook buiten.
En als de meisjes haar dan op stormachtige Zondagen plagend vroegen,
of zij nu ook iets bemerkte van de "plechtige Zondagsrust" in de natuur,
beweerde zij ernstig dat het buiten toch "anders" was dan op gewone
werkdagen.
Vandaag was het buiten dan ook al heel stil en plechtig. De wandeling
naar de kerk zou zeker bizonder mooi en prettig zijn straks. Ze legde
haar donkerroode, beste jurk vast klaar op een stoel. Eerst moest ze nog
haar rok en jakje aan hebben om het vuur aan te leggen en alles in orde
te maken vóór kerktijd. Dan kon grootmoeder rustig in haar zonnig
hoekje voor het raam blijven zitten, tot zij weer thuiskwam. Het was
een erg nette jurk, die roode, vond Elsje. Mietje, de dorpsnaaister, had
haar gemaakt met een geplooid lijfje en lange mouwen, met een smal
bandje fluweel gegarneerd. Onderaan op den rok had ze een keurige
strook gezet met een band smal zwart fluweel er boven; dat stond toch
bizonder mooi, dacht Elsje, terwijl ze de jurk op armslengte van zich
afhield en met bewonderende oogen bekeek. Toen hing zij het kostbare
kleedingstuk uitgespreid over een stoel, legde haar Zondagschen hoed
van zwart stroo, gegarneerd met een vuurrood krulveertje en een strikje
van zwart lint, op de zitting, haar kerkboek er naast en opende
behoedzaam de deur der kleine slaapkamer, die aan het woonvertrek
grensde.
En terwijl ze neerhurkte voor de kachel om het vuur aan te maken,
lachte ze vroolijk bij de gedachte, hoe ze Krelis op weg naar de kerk
zou tegen komen en hoe ze zich dan boos zou houden en voorwenden,
niet met hem te willen loopen en hoe hij dan zeker een oogenblik
denken zou, dat het meenens was en haar angstig vragend aanzien. Zij
was toch altijd twee jaar ouder dan hij en hij moest het eigenlijk een
heele eer vinden om met haar te mogen loopen! Ja, dat moest hij en dat
zou ze hem toch eens een klein beetje laten voelen, dat zou ze heusch!
En ze knikte lachend tegen het vuur, dat hoog begon op te vlammen en
grappige, knetterende geluiden maakte.
Daar klonk de stem der oude vrouw uit de slaapkamer.
"Elsje, Elsje!" riep ze.
"Ja grootmoeder, wat is er?" vroeg Elsje, haastig uit haar knielende
houding opstaande en naar het bed toeloopend.
"Is het al warm binnen? Ik wou opstaan."
"Dan zou ik nog maar even wachten, grootmoeder. Ik zal de
tusschendeur open laten staan, dan wordt het hier ook een beetje
warmer; de kachel begint al flink te branden."
"Goed, dan wacht ik nog een half uurtje. Maar kind, ik..."
De oude vrouw zweeg plotseling en wendde het hoofd van Elsje af naar
den muur, alsof ze toch maar niet meer spreken wilde en zich gereed
maakte, nog wat te gaan slapen.
Elsje bleef verwonderd bij het bed staan.
"Wou u nog iets, grootmoeder?"
Er kwam niet dadelijk antwoord. Eindelijk slaakte de oude vrouw een
diepen zucht en zonder haar gezicht naar haar kleindochtertje toe te
keeren, zei ze:
"Ik .... ik wou liever dat je vandaag niet naar de kerk gingt, kind. Ik
voel me tamelijk goed, maar ik wou toch liever niet

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.