En d' Haas-baart[7]
zijn kracht snel, om loopend d' Hond t' ontwijken, Snakkend naar 't
water Claar[7]; 'k en kan 't[8] beter gelijken?
Geenszins en laat in zang Hymenaeus[9] zijn verhoogd
Noch
Thalassus[10] geclangh, maar Godes lof voortbringen, Hoe hij
overvloed schank[11], en 't water gansch verdroogd, Zonder iemands
bedwang, betoond' zoo vreemde dingen,
Uit 't water, wijn zeer klaar,
als een fontein deed springen, Vervuld' zes kruiken vol, in 't Galilesche
land;
Te Cana in de Stad, een Bruiloft zonderlingen,
't Eerste teeken
Christi, men elk maakte bekand[12].
Door zulks ons merk'lijk
leert[13], dat in't Huwlijks-verband Alleen men eerlijk hoort te houden
goed' geruchten:
Den getrouwden hij meest behoeden zal voor
schand':
Wie hem met lust bemint, en derft[14] voor niemand duchten,
Zoo liefd' begeerig haakt, als 't Hert doorsnelt gehuchten En d'
Haas-baart zijn kracht snel, om loopend d' Hond t' ontwijken, Snakkend
naar 't water Claar; 'k en kan 't beter gelijken.
Wat Christus, met zijn Bruid, elkeen te kennen geeft,
Laat ons, met
goed beduid, elkander daarin stichten,
Die hij met zoet geluid, zoo
vriend'lijk roept beleefd:
Komt, overschoone spruit, die mijn hart kan
verlichten!
Mijn paarl, mijn edelgrein[15], ter weiden komt bedichten!
Schoon' bloem en Roos in 't dal, nooit minnaar mijns gelijk, Voor
niemand zijt bevreesd, Rein' Duivel wilt niet zwichten, Die uitverkoren
zijt! Mijn jonst zonder afwijk,
Al laagt gij hier veracht, in 't bloed, op
't veld, in 't slijk, Vertreden van elkeen, nochtans u niet begeven[16],
Maar wiesch uw aanschijn schoon, welriekend met praktijk, Balsemd'
uw zoeten reuk, boven al waard verheven[17];
Als gij schier waart
vernield, mijn liefd' vurig gedreven, Als d' Haas-baart zijn kracht snel,
om loopend d' Hond t' ontwijken, Snakkend naar 't water Claar; 'k en
kan 't beter gelijken.
Gods kerke de Bruid recht, 't lichaam Christi eenpaar
Van Christo,
haren echt[18], werd zij zalig naar reden,
Zeer lieflijk hij beslecht al
haar zaken eerbaar,
Mint, naar reden en recht, alleen zijns lichaams
leden,
Die al ter Bruiloftsfeest lieflijk werden gebeden,
Verkoren
volk alleen, uit goedaardig geslacht;
't Bruiloftskleed zij ontfaân[19]
door dezen Vorst vol vreden, Zijn' Bruid wordt bovenal aldaar waardig
geacht,
Zittend' in Haar Troon na de genooden wacht[20],
In witte
zijd' gekleed, met paarlen fraai behangen;
Een kroone zij ontvangt,
van den Bruid'gom gewracht[21],
Een Trouwring, haar bedacht, Zijns
geests, heeft zij ontvangen. Hierom spoedt u ter feest, begeerig met
verlangen
Als d' Haas-baart zijn kracht snel, om loopend d' Hond t'
ontwijken, Snakkend naar 't water Claar; 'k en kan 't beter gelijken.
PRINCE[22].
Prinsen, de Bruid present, voor al die zijn vergaârd,
Laat ons voor 't
slot en end, 't geluk haar lieflijk bieden; Dat God zijn zegen wendt, als
David ons verklaart,
In zijn Psalm maakt bekend, klaarlijk voor alle
lieden:
Wel, die den Heere vreest! Geluk zal hem geschieden,
In al
zijn wegen zal[23] verleenen overvloed,
Uw wijf zal gelijk zijn den
wijnstok, na 't bedieden[24], Die vrucht draagt t' zijner tijd, zij zal
ontvangen spoed[25]; Aan den Disch, als een kroon, uw kinders lieflijk
zoet,
Als olijfranken schoon, zult gij ze klaar aanschouwen,
Met
veel weldaden meer, van God verkrijgen goed:
De Heer geev' haar
doch kracht, om inliefd' niet te flaauwen, Maar Jonst hen voege t' zaâm,
begeerig na vreeds-dauwen,
Als d' Haas-baart zijn kracht snel, om
loopend d' Hond t' ontwijken, Snakkend naar 't water Claar; 'k en kan 't
beter gelijken.
LIEFDE VERWINNET AL.
[Voetnoot 1: Eigenlijk de tweede naamval van 't Lat. _Junius_ (even als
_Julius_, _Augustus_, enz.), en dus zonder voorafgaand dagcijfer
minder juist gebezigd. De ij staat (gelijk steeds in dezen tijd) voor ii, en
zou thans dus best door een y vervangen worden, sedert de ij als _ei_
uitgesproken wordt, en dus in dezen slechts tot wanspraak (Junei, Ju-lei,
enz.) verleidt.]
[Voetnoot 2: _Verheugt_ u, zonen van den dichtgod.]
[Voetnoot 3: Thans, minder juist, _neem_; daar, sedert het verdringen
van 't tweeden persoons voorn. w. (_du_) door 't meerv. (_gij_),
natuurlijk ook het werkw. in 't meerv. diende te staan. Wij zullen dit
daarom ook in deze uitgave steeds behouden.]
[Voetnoot 4: Thans _om te_, dat eigenlijk tweemaal 'tzelfde uitdrukt.]
[Voetnoot 5: _Minzaam_.]
[Voetnoot 6: _Gunst_.]
[Voetnoot 7: Zinspeling op de namen van bruidegom en bruid, naar den
smaak des tijds, die echter (gelijk meer) tot gedwongenheid aanleiding
geeft. Versta: Laat gunst zich genegen toonen, gelijk een hert naar 't
klare water snakt, en de haas zijn snelheid toont, om de honden te
ontkomen.]
[Voetnoot 8: _Ik kan het niet_;--_en_ (niet met het verbindend _en_,
eig. _ende_, te verwarren) staat met het Fransche _ne_ gelijk, en had
dan (even als dit _pas_) gewoonlijk _niet_ bij zich, maar heeft dit
allengs geheel zijn plaats geruimd. Verg. ook in den volg. regel _en
laat_.]
[Voetnoot 9: De (Grieksche) huwelijksgod.]
[Voetnoot 10: De Gr. bruiloftsgod.]
[Voetnoot 11: Thans _schonk_.]
[Voetnoot 12: Voor _bekend_.]
[Voetnoot 13: _leert_ hij nam. Kristus.]
[Voetnoot 14: _behoeft_.]
[Voetnoot 15: _edelgesteente_.]
[Voetnoot 16: Versta: _begeven zou_.]
[Voetnoot 17: _waardig_, _verheven te worden boven alles_.]
[Voetnoot 18: _echtgenoot_.]

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.