De Noordwestelijke Doorvaart | Page 8

Roald Amundsen
zoo'n werk zijn,
begeleidden zij hun inspanning met gezang en vroolijkheid.
Toch waren we niet klaar vóór zeven uur 's avonds.
Wij waren nu zwaar beladen. Vóór ons lag een muur van zware, pas
gevormde ijsbergen, die we ons met alle macht van het lijf moesten
houden. Groenland werd kleiner en kleiner en we zetten koers naar
kaap Horsburg, den noordelijken ingang van de Lancastersond. Het
weer bleef gelukkig stil en helder. Zooals de Gjöa nu beladen was, zou
ze geen storm kunnen weerstaan. In de Lancastersond hielden wij de
richting van den noordelijken oever, omdat ik besloten had naar
Beechey-eiland te varen, om er een reeks magnetische waarnemingen
te doen. Met uitzondering van weinig ijsbergen was het vaarwater zoo
goed als ijsvrij. In nevel voeren we tot kaap Warrender. Daar trok hij
op, en toen we het land konden zien, bleek het zeer te verschillen van
Groenlands woest en verbrokkeld aanzien. Duidelijk is plateauformatie,
maar die wordt vaak plotseling afgewisseld met koepelbergen. In den
nevel, die weldra ons weer omhulde, en met het kompas, dat niet geheel
betrouwbaar was, voeren we enkele malen verkeerd en eerst na een
druk heen en weer kruisen bereikten we den 22sten Augustus om negen
uur des avonds het eiland Beechey en gingen voor anker aan de
Erebusbaai.
Wij waren diep onder den indruk van de herinneringen aan de
Franklinexpeditie, die ons op Beechey-eiland bestormden, waar John
Franklin's laatste veilige winterhaven was geweest, en waar in opdracht
van lady Franklin tot aandenken aan haar man en zijn metgezellen door

Mc. Clintock een marmeren gedenkplaat was neergelegd. Zij lag er nog,
waar ze in 1858 geplaatst was aan den voet der Belcherzuil, die
opgericht was ter herinnering aan de Belcherexpeditie. Aan die zuil is
ook een kleine gedenkplaat aangebracht voor den in de buurt
verdronken franschen luitenant Bellot. Wij vonden het alles in den
besten toestand, ook de graven; een enkele omgevallen grafsteen werd
door ons weer opgericht.
Den 24sten Augustus, om twee uur in den namiddag, voeren wij weg
van Beechey-eiland, dankbaar voor de gunstige ijstoestanden, die we
tot nu toe hadden aangetroffen. Het jaar 1903 moest wel een
buitengewoon gunstig ijsjaar wezen. Bijna zonder eenig bezwaar waren
wij in een streek doorgedrongen, waar onze voorgangers den zwaarsten
strijd met storm en ijs hadden moeten voeren. Nu hielden wij koers
naar de Peelsont, en om negen uur in den avond bevonden we ons
tegenover het eiland Prescotte, welk eiland een merkpaal werd op onze
vaart. De kompasnaald weigerde volkomen haar dienst, en wij waren er
op aangewezen, als onze voorvaderen, de oude Vikingers, te varen naar
de hemellichamen. Dat is al in een gewoon vaarwater niet gansch veilig;
maar hier is het veel moeilijker, omdat de hemel twee derden van den
tijd geheel met een ondoordringbaar neveldek aan het oog onttrokken is.
Wij voeren intusschen bij helder weer af, en de volgende dag was
geschikt om de nieuwe navigatiemethode in te studeeren, want we
hadden afwisselend nevel en helder weder.
Op dek genoot ik van den zonneschijn, zoo vaak hij doorbrak; ik hield
mij zoo kalm mogelijk, maar ik gevoelde angst, toen wij de
eilandengroep De la Roquette naderden, tot waar in 1875 Sir Allan
Young met de Pandora was doorgedrongen, en waar hij op een
ondoordringbaren ijsmuur was gestooten. Zou de Gjöa gelukkiger zijn?
Ja, zij was het; wij vonden er open water, maagdelijk water, waar nog
geen europeesch schip in was doorgedrongen. Eerst nu meenden wij
onze taak recht te hebben aangevangen.
Het volgende twijfelachtige punt was de Bellot-straat. Mc. Clintock
had er twee jaren gelegen, zonder verder te kunnen komen. Wij vonden
er alleen een zeer smalle strook verbrokkeld landijs. Een dichte nevel

lag boven de straat, en toen wij bij kaap Maguire gekomen waren,
troffen we er een massa zacht ijs. Juist toen we er op los gaan wilden,
werd de nevel zoo dicht, dat wij als door een zwarten muur omsloten
waren. Daar wij geen kompas gebruiken konden en de nachten al
donker werden, zou het gevaarlijk kunnen worden en ik besloot, terug
te varen. Wij kregen menigen stoot van het ijs, maar alles liep goed af,
en toen den volgenden morgen het weer opklaarde, konden we den
motor krachtig laten werken langs de Tasmania-eilanden naar de James
Ross-straat.
In dat moeilijke vaarwater ging het langzaam verder, toen ik op 22
Augustus 's avonds bezig was, mijn dagboek bij te schrijven. Daar op
eens hoor ik een schreeuw; die mij door merg en heen drong. Er moest
iets bijzonders gebeurd zijn. In een oogwenk waren alle man op dek. In
den stikdonkeren nacht, die gelukkig volkomen windstil was, sloeg een
hooge vlam met dikken, verstikkenden rook uit het machineruim. Daar
moest brand zijn midden tusschen petroleumtanks, die tien duizend liter
bevatten! Wij allen wisten, wat gebeuren moest, als de vaten heet
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 50
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.