mij voor den 
geest gestaan, dat wil zeggen, met een zoo klein schip als het onze. En 
nu waren we er zonder ongelukken door gekomen. 
Den 15den Augustus bereikten we om vier uur in den namiddag 
Dalrymple Rock, waar de kapiteins der schotsche walvischvaarders, de 
heeren Milne en Adams, een dépot voor ons hadden laten aanleggen. 
Dalrymple is naar de beschrijvingen licht te herkennen; de rots stijgt in 
kegelvorm recht uit zee op. Wanneer men als wij van het Oosten komt, 
ziet men eerst een ander ervoor gelegen eiland, dat is het 
eidereendeiland. Daar en bij Dalrymple Rock verzamelen de Eskimo's 
elk jaar een menigte eieren. 
"Twee kajaks vooruit!" riep plotseling de man in den mastkorf. In een 
oogwenk waren op eens allen op het dek. Ik liet de machines stilstaan 
en de kajaks werden aan boord genomen. Wij waren zeer nieuwsgierig, 
deze noordgroenlandsche Eskimo's te leeren kennen. Ze zagen er niet 
kwaad uit. Hun kleeding leek ons in het begin wat vreemd; ze waren 
levendig, schreeuwden door elkaar en gesticuleerden met de armen. Zij 
hadden blijkbaar iets heel bijzonders te berichten. Maar wij verstonden 
er geen woord van. Toen vertrok plotseling een van hen den mond tot 
een breeden grijns en bracht uit: "Mylius!" 
En daarmee ging ons een licht op. Nu rieden wij, wat hij meende. De 
zoogenaamde Deensche litteraire Groenlandexpeditie onder Mylius 
Erichsen moest in de buurt wezen. Naar wat we van hen wisten, hadden 
wij gedacht, dat ze onder de Eskimo's bij kaap York werkten. 
Nauwelijks was de naam uitgesproken, of er klonk van achter een 
groote ijsmassa luid schieten en knallen als in een echten veldslag, en 
van daar kwamen bliksemsnel zes kajaks aangevaren. Een was versierd 
met een kleine noorsche vlag en een andere met een deensche. Dat was 
in waarheid een blijde verrassing!
Weldra hadden we den leider der expeditie en een der deelnemers, den 
heer Knut Rasmussen met vier Eskimo's aan boord. Zij werden 
vriendelijk ontvangen en moesten veel vertellen. Vragen en antwoorden 
klonken druk door elkaar, en het duurde een poos, tot we van 
weerszijden kalm genoeg waren voor een rustig gesprek. Onze grootste 
zorg was iets van het dépôt te hooren, en gelukkig vernamen we, dat 
het in de beste orde was. 
Des avonds om zeven uur bereikten we Dalrymple Rock. Er is geen 
haven op het eilandje; dus lagen we er onbeschut. Ik voer dadelijk met 
Lund aan wal, om het dépôt in oogenschouw te nemen en te beslissen, 
hoe de overbrenging aan boord moest plaats hebben. De heer Mylius 
Erichsen gaf mij een brief van de heeren Milne en Adams, waarin ze 
ons geluk op de reis wenschten. Ik kan hun niet genoeg danken voor de 
zorgvuldigheid, waarmee ze alles hadden beschikt. 
De voorraad lag tusschen groote steenen op een vlak weidje en was aan 
alle zijden met prikkeldraad omgeven. Aan den voet der zee lag een 
oude ijsrand, die een eind in zee vooruitstak en dus een soort van kade 
vormde. Wij besloten dus, onzen boom als kraan op die kade op te 
richten en met behulp daarvan de kisten, nadat we ze op sleden erheen 
hadden gebracht, direct in de boot over te brengen. Om geen te ver 
boottransport te hebben, bracht ik de Gjöa zoo dicht mogelijk bij den 
wal en wierp daar het anker uit. Ik geef toe, dat het aan een open kust 
onvoorzichtig was, maar voor ons was er veel mee gemoeid, als we 
vlug klaar konden zijn. Wij zonden dus een boot aan land, om den 
derden deelnemer der expeditie, graaf Moltke, die ziek was, te halen. 
Een haastig avondeten was spoedig gebruikt, en om tien uur gingen we 
aan het werk. Luitenant Hansen bleef aan boord, om daar het opzicht te 
houden. Ik nam met den vriendelijken bijstand van onze deensche 
gasten en eenige Eskimo's het werk aan den wal op mij. Hansen zou de 
kisten aanvoeren en Lund ze aan boord tillen. Het dépôt, 105 kisten, 
moest als deklast gestouwd worden. Intusschen werd door Ristvedt en 
Wiik de motor schoongemaakt en gepoetst. 
Des morgens om twee uur gunden we ons rust bij een kop koffie, die 
we wel verdiend hadden. De kisten wogen gemiddeld hun
honderddertig kilogram en waren dus geen kinderspeelgoed. Om half 
drie kwam tot mijn groote vreugde graaf Moltke bij ons. Na de koffie 
begonnen we met nieuwen ijver. Ik kreeg nu steun van vier Eskimo's. 
Er is zooveel over geschreven, dat de Eskimo's lui en onwillig zijn en 
in het bezit van alle slechte eigenschappen, dat ik uitdrukkelijk moet 
verklaren, hoe er niets van dat alles op deze menschen paste. Zij 
hanteerden onze kisten, waaronder er waren van 200 kilogram, met 
behendigheid en zorgvuldigheid, die niet te verbeteren waren. En in 
plaats van met gevloek en gescheld en verwenschingen, die bij 
beschaafde arbeiders altijd de begeleiding van    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
