dat de behandelde persoon nog leeft, daar iedere tegenspraak die men 
ontmoet (door vergelijking met de getuigenissen uit andere bronnen) 
misschien kan worden opgehelderd door de persoon zelf, zoodat de 
feiten nu gegeven worden in hunne volle waarde. 
De voorbereidende werkzaamheden bestonden in 't verzamelen der 
stof. 
Deze stof nu splitste ik in vier deelen.
In de eerste afdeeling bracht ik: 
Auto-biographische aanteekeningen van Leo Tolstoi, zijne brieven 
gericht tot verschillende personen, en een uittreksel uit zijn dagboek. 
In de tweede afdeeling: verschillende herinneringen en biographische 
schetsjes van menschen, die Tolstoi van zeer nabij kenden, van zijne 
bloedverwanten, zijne vrienden, enz., personen dus, die men ieder op 
zichzelf kan vertrouwen. Aan deze tweede afdeeling voegde ik nog toe 
verschillende officiëele gegevens, als: dienstbrieven, stadhuispapieren, 
brieven van schoolbesturen, copie van gerechtelijke en administratieve 
zaken, enz. enz. 
In de derde afdeeling nam ik opstellen over Leo Tolstoi op, verkregen 
uit andere bronnen, doch ook geschriften van hem zelf. Men moet 
echter voorzichtig zijn met het gebruiken hiervan, daar werkelijke 
feiten allicht zijn saamgeweven met des kunstenaars phantasie. 
Ten slotte in de vierde afdeeling: 
Kleine artikels, en ook opmerkingen van schrijvers, die niet ons volle 
vertrouwen verdienen, maar die toch eene betrekkelijke waarde kunnen 
hebben, ter aanvulling daar, waar andere bronnen te kort schoten. De 
vermelding van de namen dier schrijvers acht ik overbodig. 
De buitenlandsche literatuur is zeer arm aan biographische gegevens 
aangaande Tolstoi, vooral wat betreft zijne eerste levensjaren. Daarom 
heb ik deze bronnen niet afzonderlijk vermeld. [1] 
Nadat ik de eerste schrede gedaan had, reeds bij 't schiften van 't 
verkregen materiaal, voelde ik dat het noodzakelijk was mij met Tolstoi 
zelf in verbinding te stellen, daar ik op vele duistere punten stootte, die 
alleen hij kon ophelderen. Ik heb lang overwogen of het resultaat van 
den arbeid het zou rechtvaardigen, dat ik hem zooveel moeite 
veroorzaakte. Evenwel, wetende dat hij een' kunstenaar nog nooit 
geweigerd had eene buste naar hem te modelleeren of een portret van 
hem te schilderen, noch den amateur-photografen eene opname te doen 
(hoewel het hemzelf geen genoegen verschaft), besloot ook ik hem te
vragen voor mij te willen poseeren, ter verkrijging van zijn beeld door 
woord en taal. Ook nu weer ontving ik een gunstig antwoord, 
neergelegd in het volgend citaat van den aan mij gerichten brief van 
den 2den December 1901: 
"Zeer gaarne zal ik voor u poseeren en de vragen naar volgorde 
beantwoorden." 
Een gewichtige dienst bewees mij mijn vriend W. Gr. Tschjerkoff, door 
het voor mij openstellen van zijn rijk archief, bevattende eene 
persoonlijke correspondentie van Tolstoi en een uittreksel uit zijn 
dagboek. 
De onaangename zijde van mijn werk bestond hierin, dat ik, krachtens 
eene onhebbelijke verordening uit Rusland verbannen [2], niet in staat 
was mij persoonlijk in verbinding te stellen met den man over wien ik 
ging schrijven. Ook werd ik daardoor verhinderd te werken in 
Russische openbare bibliotheken en archieven. Deze hinderpalen 
belemmerden mijn arbeid aanmerkelijk en zij konden, hoewel niet ten 
volle, slechts door mij worden overwonnen door de vriendelijkheid van 
eenige bezitters van Russische particuliere bibliotheken en de rijk 
voorziene Russische afdeeling in 't Britsch Museum. Ik deed daarvoor 
wat in mijn vermogen was; zelfs zond ik een smeekschrift aan den 
Russischen minister van binnenlandsche zaken, ten einde toestemming 
te verkrijgen, om twee maanden in Rusland te mogen doorbrengen, 
doch ontving eene onvoorwaardelijke afwijzing. En wat nu mijn werk 
betreft, zal de lezer in het eerste deel wetenswaardigheden vinden, die 
voor hem beslist nieuw zijn, herinneringen uit Tolstoi's jeugd, van zijne 
familie, een groot aantal brieven en een uittreksel uit zijn dagboek. 
Om te doen zien, hoeveel moeite het kostte om Tolstoi over te halen 
zijne herinneringen neer te schrijven, laat ik hier een uittreksel uit 
mijne correspondentie met hem over dat onderwerp volgen. 
Herhaalde malen schreef ik hem en zijne bloedverwanten om mij 
eenige aanteekeningen te zenden over zijne kinderjaren, al waren het 
maar door hem gedane mondelinge vertellinkjes. Eindelijk kreeg ik 
daarop het volgende antwoord:
".... Hoe graag ik ook wilde, dacht ik eerst u niet te kunnen helpen. Ik 
vreesde de onoprechtheid, eigen aan iedere auto-biographie, maar nu 
geloof ik den vorm gevonden te hebben, waarin ik aan uw wensch kan 
voldoen, door u de hoofdtrekken te geven der verschillende elkander 
opvolgende perioden in mijn leven: die uit mijne kinderjaren, mijne 
jongelingsjaren en uit den tijd, toen ik volwassen was. Zoodra ik er toe 
in staat zal zijn, zal ik er eenige uren aan wijden, en trachten het op die 
wijze te doen." 
In een der volgende brieven schrijft hij mij: 
".... Mijne belofte om eenige van mijne herinneringen voor u op te 
teekenen, vreesde ik niet te kunnen nakomen. Ik heb er over nagedacht, 
en zag, hoe moeilijk het is Scylla en Charybdis te vermijden, d.w.z. 
eenerzijds de klip van den eigenlof, door alleen het goede te    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
