Sprotje heeft een dienst | Page 2

M. Scharten-Antink
vol menschen, en het kind bleef
talmen in de gang.
"Enfin, zie wat je doen kunt, vrouw Plas," hoorde zij den dokter zeggen,
als even later de spreekkamerdeur weer open ging.
Een werkman, die aan de beurt was, kwam haastig langs gestapt; het
knechtje liet hen de voordeur uit.
"'k Zal er met je zusters over praten, Merie," zei de moeder alleen, toen
zij den Singel afliepen naar de Buitenkant, waar hun Dijkje begon.
Haar zorgelijke, inzichzelf gekeerde gezicht stond nog afgetrokkener en
zorgelijker dan altijd en tusschen de als nog langer gezakte, vale
onderwangen neep strak weg de verweerde verdrietmond. Zij zuchtte,
en nog eens, diep en zwaar.
Dien avond, in beraad met Ant--Sien was uit en kwam pas na tienen
thuis--werd er besloten: dat Merie het toch nog 'ns probeeren zou, bij
Hoogeboom....

--Ze kreeg nou pillen en melk, vond Ant.... je kon 'r geen juffershondje
van maken, en geen sulletje rozewater.... om 'r eigen bestwil niet.... ze
most toch de wereld door....
"Ja...." aarzelde de moeder, "ze mot vooruit, hè?.... 't is een
weduwkind...."
Aan het achterhek van hun erfje, in den schemeravond met
beginnenden maneschijn, stond het kind hartstochtelijk te huilen:--ze
lieten 'r nog liever dóódgaan dan dat ze wat voor 'r deden!....
Een duister-broeiende vijandelijkheid was in haar hart tegen de twee
groote vrouwen daarbinnen, wier zware, zwarte schaduwen ze bewegen
zag op het neergelaten keukengordijn. Maar het vriendelijke, blanke
gelaat van den dokter was als een verre troost te midden van haar
ellende.
En toen, na vijf dagen nog van rust, waarin zij trouw haar medicijnen
nam en haar melk, en zij wel een beetje bijgefleurd was,--met het begin
van de week, in den vroegen morgen 's Maandags, ging zij, banglijker
en zenuw-rillender dan alle keeren te voren, met Ant en die 'r vriendin
op weg naar 't fabriek.
Nog drie dagen hield zij het uit.
Den vierden dag, aan het middageten, trok zij plotseling blauwwit om
den neus en zakte zachtjes, met een flauw gekerm voorover op haar
arm in zwijm.
"Wat zijn dàt nou voor kunsten," schrok de moeder;
...."Merie!...." Ze trok haar bij den arm. Ook Ant rees overeind, beurde
het zweet-natte, zware hoofdje op, maar het kind deed de oogen niet
open.
"God nog en toe! wat is dat ?" stokte de moeder.
"Ze is van d'r zelve," zei Sien...."dan mot je ze lèggen."

Toen nam Ant haar onder de armen en de moeder onder de knieën, en
zoo droegen ze haar in de bedstee, wieschen haar polsen en voorhoofd
met water en azijn.
Als ze bijkwam, klaagde ze vaag, dat alles zoo ronddraaide, en dat ze
zoo akelig was.... Zij geeuwde verscheidene malen krampachtig,
huiverde en sloot weer de oogen.
"De koorts!" zei Sien.
Zij betastten haar gezichtje en haar handen, maar voelden die eerder kil;
na een tijdje viel zij in een zwaren slaap.
De moeder had een luide zucht van verluchting, als zij de wel
kreunende, maar toch regelmatig-diepe ademhaling hoorde.
--Nou, goed, besliste Ant dien middag,--as 't dan werachtig waar was,
dat ze der niet tegen kon, dan most die dokter maar gelijk krijgen.... je
kon het wurm niet laten krepeeren....
De moeder keek ook Sien aan.
--Ja, kwam die wat onverschillig,--haar 'n zorg hè? maar as 't kneep en
weer kneep.... afijn, ze zou wel een stuiver of wat meer kostgeld geven
in de week....
De vrouw zuchtte; zij staarde lang naar buiten. Zij voelde spijt, dat zij
nog doorgezet had die week, en ze wist niet goed hoe ze 't rooien zou
de volgende, met weer 'n opeter in huis, die niet inbracht.... Sien een
paar centen als 't mooi was, Ant een kwartje misschien;.... Merie
verdiende vijftien stuivers bij Hoogeboom.... Maar as 't most, dan most
't....
Het kind, dien dag en de dan komenden, lag stil en zonder spreken
achter in haar duisterige bedstee, zich zoo zwak voelend of ze van een
zware ziekte herstellende was, en met een knagende pijn door al haar
leden, die als gebroken leken. Maar toen ze langzaam aan wat uitgerust
raakte, en 'r zenuwen bedaarden, begon er een groote rustige

gelukkigheid te gloren in 'r hartje, een nog lichtere gelukkigheid, dan
den dag toen zij met haar pak nieuw goed van den laatsten
naaischoolmiddag thuiskwam:.. nou nooit meer naar 't fabriek!
't Fabriek.... even het zwart-helle beeld van de groote wemelende zaal,
stinkend en snikheet, met telkens een ijzige, gerekte tocht daardoorheen,
als een deur wijd opensloeg en langzaam weer dichtzoog.... en in die
zaal haar plaats tusschen de hoopen vuilig gepluiste, waar ze zoo
griezelig en zoo vies van was.. haar bevende vingers, die jachtten en
niet vooruit konden, en al de felle oogen en gezichten van 't vele volk,
de meiden en de mannen om haar heen.... even, als een zwart-helle
verschrikking, dat beeld, die herinnering, en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 33
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.