Sprookjes

The Grimm Brothers
Sprookjes, by

Jacob Ludwig Carl Grimm and Wilhelm Carl Grimm This eBook is for
the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions
whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms
of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at
www.gutenberg.org
Title: Sprookjes Tweede verzameling
Author: Jacob Ludwig Carl Grimm Wilhelm Carl Grimm
Illustrator: Johanna Berhardina Midderigh-Bokhorst Jean Jacques
Midderigh
Translator: Martha van Vloten
Release Date: September 9, 2007 [EBook #22555]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK
SPROOKJES ***

Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/

Wereld Bibliotheek

Onder leiding van L Simons
Sprookjes
Verzameld door de
Gebroeders Grimm
Opnieuw uit het Duitsch vertaald door mevrouw
M. Van Eeden-Van Vloten,
met 10 illustraties van Mevr. J. B. Midderigh-Bokhorst en J. J.
Midderigh
Tweede Verzameling
Uitgegeven door De Maatschappij voor Goede en Goedkoope
Lectuur--Amsterdam

XXXV.
DE KLEERMAKER IN DEN HEMEL.
Het gebeurde eens op een mooien dag, dat de lieve God zich in den
Hemeltuin een beetje wilde vertreden; hij nam alle apostels en heiligen
meê, en niemand bleef meer in den Hemel, dan de heilige Petrus alléén.
De Heer had hem bevolen, in zijn afwezigheid niemand binnen te laten,
en Petrus stond dus aan de deur en hield de wacht. Na een poosje werd
er geklopt. Petrus vroeg: »wie is daar? en wat wil je?« En een schrille
stem antwoordde: »ik ben een arme, eerlijke kleermaker, die vraagt om
binnen gelaten te worden.«
»Jawel, eerlijk!« zei Petrus, »zooals de dief aan den galg! Je hebt lange
vingers gemaakt en de menschen hun goed verdonkeremaand; je komt
niet in den Hemel; de Heer heeft mij verboden iemand binnen te laten
terwijl Hij weg is.« »Wees toch barmhartig!« riep de kleermaker; »ik

hink en ik heb blaaren aan mijn voeten van den langen weg hierheen, ik
kon onmogelijk weer omkeeren! laat mij toch binnen; ik zal al het nare
werk doen: ik zal de kinderen dragen, de luiers spoelen, de banken
waar ze op gespeeld hebben weêr schoonmaken, en hun gescheurde
kleêren verstellen.« De heilige Petrus kreeg meêlijden en deed voor den
manken kleermaker de deur open, juist zóóver dat hij er met zijn
scharminkelige lijf net door kon kruipen. Hij moest in een hoekje
achter de deur gaan zitten en zich heel koest houden, dat onze lieve
Heer hem, als Hij terugkwam, niet zou merken, en boos worden. De
kleermaker deed wat hem gezegd werd; maar toen de heilige Petrus
even naar buiten ging, stond hij op en ging nieuwsgierig in alle hoeken
en gaten van den Hemel rondkijken om het terrein op te nemen. Zoo
kwam hij op een plein; daar stonden een heeleboel mooie en kostbare
stoelen, en in het midden een geheel gouden zetel, die met schitterende
edelsteenen was bezet. Hij was ook veel hooger dan de andere stoelen,
en er stond een gouden voetebankje voor. Dat was de stoel waarop onze
Heer zat als Hij thuis was, en van waar Hij alles zien kon wat er op
aarde voorviel. De kleermaker bleef een heelen tijd naar den stoel staan
kijken, want die beviel hem nog veel beter dan al het andere. Eindelijk
kon hij zijn neuswijsheid niet meer betoomen en klom op den stoel en
ging er op zitten. Toen zag hij alles wat op aarde gebeurde, en hij
bemerkte een oude, leelijke vrouw, die bij een beek stond te wasschen
en stilletjes twee doeken op zij legde. De kleermaker maakte zich
daarover zóó woedend dat hij het gouden voetebankje oppakte, en het
naar de aarde smeet, naar de oude diefegge. Maar hij kon het bankje
niet meer terug halen, en daarom sloop hij stilletjes van den stoel weg
en ging weer op zijn plaatsje achter de deur zitten, met een onnoozel
bakkes.
Toen onze Heer en Meester nu met zijn hemelsch gevolg weer
terugkwam, merkte Hij wel niets van den kleermaker achter de deur,
maar toen Hij zich op Zijn troon zette, miste hij het voetebankje. Hij
vroeg aan den heiligen Petrus, waar toch het voetebankje was, maar die
wist het niet. Toen vroeg hij of Petrus iemand had binnengelaten.
»Ik weet niemand,« zei Petrus, »die hier geweest is, behalve een manke
kleermaker, die nog achter de deur zit.« Toen liet de Heer den

kleermaker voor zich komen, en vroeg hem of hij het bankje had
weggenomen, en wat hij er mee gedaan had.
»O, Heer!« riep de kleermaker verheugd, »ik heb het in boosheid naar
de aarde naar een oud wijf gesmeten, die ik bij het wasschen twee
doeken zag stelen.«
»O, jou oolekert!« zei de Heer, »als ik wou recht doen, zooals jij recht
deed, wat denk je dan, dat er gebeurd zou zijn? Dan had ik al
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 78
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.