in denzelfden stijl ontworpen, met dit 
onderscheid alleen dat de florentijnsche kunstenaars aan hunne 
monumenten meer fijnheid, die van Pisa meer relief en kleur geven. 
De kenmerkende eigenschap van deze gebouwen is het streven naar 
nauwkeurigheid, naar regelmaat en zuiverheid; het verstand heeft 
blijkbaar den voorrang boven de fantazie. In de gothische architektuur 
is juist het omgekeerde het geval. Wij hebben te doen met eene 
eenigszins koude, maar bij uitnemendheid edele kunst, die overal den 
invloed verraadt van de antieke modellen. Beschouw aandachtig de 
doopkapel te Florence: welk een soberheid in de keus der middelen om 
afwisseling en schakeering te verkrijgen! Een bescheiden pilaster, zeer 
sober inlegwerk: ziedaar alles. De toskaansche architektuur stond toen 
ongetwijfeld dichter bij de Renaissance dan tweehonderd jaren later, 
tegen het einde van de vijftiende eeuw, na Orcagna en vóór 
Brunellesco. 
 
De laatste periode van de geschiedenis van Pisa wordt bijna geheel 
ingenomen door hare worsteling met Florence en de herhaalde veeten 
en oorlogen harer burgers onderling, die zich in twee partijen splitsten. 
Deze partijen schaarden zich ook hier, zij het ook onder eigen namen, 
onder de banier der Ghibellijnen en der Welfen: in den grond der zaak 
gold het mede te Pisa minder de tegenstelling tusschen Keizer en Paus, 
dan wel die tusschen demokratie en aristokratie. In den loop der 
veertiende eeuw zien wij telkens nieuwe machthebbers--tyrannen zou 
de grieksche oudheid hen hebben genoemd, de echte telgen der 
demokratie, die zij overal en altijd voortbrengt, optreden, die zich van 
het hoogste gezag meester maken, korter of langer tijd regeeren en met 
meer of minder geluk de vijanden der republiek bekampen en haar 
grondgebied verdedigen of zelfs uitbreiden. Zoo werd voor een poos 
Lucca aan de macht van Pisa onderworpen; zoo werd telkens en telkens 
weer, met afwisselenden uitslag, de kamp met Florence hervat; zoo
wist de republiek, in de laatste helft der veertiende eeuw, onder de 
heerschappij van Piëtro Gambacorti, zelfs tegenover den Keizer hare 
zelfstandigheid te handhaven. Piëtro werd in 1392 door zijn vriend 
Giacomo Appiano vermoord; Giacomo nam zijne plaats in maar stierf 
reeds zes jaren later. Zijn zoon Gherardo verkocht in 1399 Pisa met 
haar gebied aan Giovanni Galeazzo Visconti, hertog van Milaan. De 
hertog gaf de stad aan zijn natuurlijken zoon Gabriële, die haar in 1405 
aan haar gezworen vijandin, aan Florence, verkocht. Wel stonden de 
verontwaardigde burgers op en riepen Giovanni Gambacorti, een neef 
van Piëtro, uit de ballingschap terug, om zich aan hun hoofd te stellen; 
maar reeds in het volgende jaar moest de fiere stad, door honger tot 
overgave gedwongen, zich aan Florence onderwerpen; de helft harer 
burgers nam de wijk naar elders. Met bitteren wrok droeg Pisa het 
gehate juk de Florentijnen; wel mocht Lorenzo il Magnifico, in 1472, 
hare universiteit herstellen, de nog altijd bloedende wonde werd 
daardoor niet genezen. Nauwelijks was dan ook, in 1494, de koning 
van Frankrijk, Karel VIII, op zijn avontuurlijken tocht in Toskane 
verschenen, of in Pisa ontwaakte nog eenmaal de oude energie: zij 
kwam in opstand tegen Florence, riep de bescherming des Konings in, 
en wist, met behulp van fransche troepen, in een bloedigen krijg, hare 
onafhankelijkheid en haar vroeger gebied te herwinnen. Vergeefs 
beproefde Florence in 1499, nog eens in 1504 en nogmaals in 1505, de 
heldhaftige stad tot onderwerping te dwingen; eerst in 1509 moest Pisa, 
door honger geteisterd, zich wederom voor haar overmachtige 
mededingster buigen. Deze geweldige inspanning had hare laatste 
krachten uitgeput; het oude Pisa had geleefd en schikte zich tot den 
langen, zwijgenden slaap, waarin wij de uitgestorven stad nog heden 
gedompeld vinden. 
 
En nu, nu wij een blik geworpen hebben op haar roemrijk verleden, 
richten wij nu onze schreden naar dat misschien op de geheele wereld 
ongeëvenaarde plein, waar naast elkander, de dom, de campanile, de 
doopkapel en het Campo-Santo staan, waar het oude Pisa in al zijne 
onsterfelijke glorie voor onze oogen als uit het graf verrijst. 
Het is een onuitsprekelijk genot, na eene lange tusschenpooze,
wederom de plaatsen te bezoeken, die men in den schoonen tijd der 
jeugd heeft bezocht. Negen jaren geleden kwam ik hier voor het eerst, 
en sedert dien tijd heb ik Pisa niet weergezien. De indrukken, die ik 
destijds ontving, waren zoo levendig en diep, dat zij nu, bij het 
wederzien, aanstonds met volle kracht weder ontwaken. Het was op het 
feest van Allerheiligen. Nog hoor ik de zware, ernstige, welluidende 
stem van de groote klok in den campanile, met korte tusschenpoozen, 
van den morgen tot den avond weergalmende over de stille stad; nog 
weerklinkt in mijne ooren het heerlijk koorgezang in de kathedraal met 
begeleiding van orgel en strijkinstrumenten. Die herinnering is voor mij 
onafscheidelijk van het Domplein, dat daardoor als met een hooger 
leven wordt bezield en mij een oude bekende, een geliefde vriend is, 
dien ik na eene lange scheiding met innige blijdschap wederzie. 
Nog    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
