heelal verloren!--nu, ik 
herinner mij dan uit zoo'n shilling-shocker, dat Westerlingen een 
pyramide bezoeken en een van 't gezelschap--het zal wel zoo'n magere, 
brutale miss zijn geweest--in een onbewaakt oogenblik een 
verschrompelde lotusbloem uit het borstfiligrain eener vorstelijke 
mummie trekt. Thuis gekomen krijgt zij den zonderlingen inval eenige 
druppelen water op de vierduizendjarige bloem te sprenkelen, en, 
mystisch wonder! waarvan zij-zelf griezelt en huivert, de bloem lééft, 
straalt op, bloeit op, met al haar kleuren en geuren.... Mijn lieve lezer, 
gij en ik, hebben wij niet zoovele kunstenaars de lotusbloemen van de 
schemerend-blinkende borsten der in hun koningsgraven verzonken 
Eeuwen zien rukken, hebben wij de verschrompelden niet weder zien 
opleven onder den dauw van hun talent, en vonden we dat niet een 
wonder, een mystisch wonder, tot--ik mij met een huivering tot u 
wendde en zei: "Maar vindt ge 't óók niet een ietwat griezelig 
wonder?" ... O vreemde bloemen, die de zon mijner dagen niet heeft 
doen bloeien, o, geuren aan een anderen tijd, een ander geslacht 
ontstolen, bloemen en geuren, waar ik geen recht op heb, ik wensch u
niet, gij zijt mij niet lief als de bloemen mijner aarde, mijner zon, als de 
geuren mijner jaren. Mij levende behaagt het met door volte 
weerstreefde, streelende en plukkende handen te wandelen in lévenden 
bloementuin.... 
Ook herinner ik mij--en ach, lezer, ik ben zeer loszinnig vanavond: als 
mijn ... woorden u wat verstrooid voor de voeten komen rollen, rijg gij 
ze dan, bid ik u, aan het zilversnoer van uw vernuft.... Rijgt men dan 
woorden aan een _zilversnoer_? Ja zeker, als de bescheidenheid--gelijk 
hier--[p.25] en nog eenige van die maatschappelijke deugden het 
gebieden, is dat geoorloofd. Zij geven absolutie voor èlke kromspraak 
en voor vele onwaarheden--ik herinner mij dus, en ditmaal uit déze 
incarnatie, een zoogenaamden Polk, die, als hij in Antwerpen te bekend 
geworden was, ging bedelen in Amsterdam en, als men hem daar weer 
te goed kende, ging bedelen in Berlijn.... En ik herinner mij dat nú, 
omdat ik geloof, dat een schrijver, die bij den genius van een vreemd 
land om gaven bedelt, dat doet, omdat de genius van zijn vaderland 
hem te goed kent om hem geschenken waardig te keuren en dat die 
genius van dat vreemde land, àls hij wat geeft, dan heel 
òn-halfgoddelijk er ... in loopt! 
Want, lezer, dat hoog gebaar van verlangen naar de middeleeuwen, dat 
zich afwenden van eigen tijd, dat is niet voornaam, en dat trekken van 
het eene land naar 't andere, nog eens: dat doe je niet uit weelde. Als gij 
tegenover een "afzichtelijken" bedelaar staat en ge rilt terug, denk dan 
niet, dat ge voornaam zijt, maar als ge zijn "afzichtelijk" wezen zoo 
diep begrijpt en doorvoelt, dat ge hem kunt naderen met liefde--dan 
moogt ge denken, dat ge voornaam zijt! Want afkeer en weerzin en 
leelijk-vinden zijn het deel van de geringen-van-geest en 
liefdevol-begrijpen en schoon-vinden het deel der voornamen. En zoo 
ook: als ge telkens nieuwe prikkels noodig hebt, om de macht tot 
schoonheid-doorvoelen en schoonheid-scheppen in u op te wekken, dan 
zijt gij betrekkelijk arm, en zoo ge die niet behoeft, weet dan, dat ge 
betrekkelijk rijk zijt.... Maar hier verdriet mij mijn wankele gang, 
allicht, dat de aanblik der voorbijglijdende mijlpalen mijner 
paragrafen,[2] mij wat sterker en veerkrachtiger maakt.
[VAN OORDT: NAGELATEN WERK] 
Adriaan van Oordt was een groot en een rijk kunstenaar en--ik mag dit 
van een doode immers wel zeggen:--ge hadt zijn gelaat slechts 
behoeven aan te zien, om te weten, [p.26] dat hij ook een groot mènsch 
was. Als een man met zulk een gelaat in den kring van ons, gewone 
menschen, treedt, dan valt er eene schuchterheid over ons en aarzelen 
even onze sprekende stemmen, ja, het is alsof ons aller woorden, die op 
het punt stonden elkander in vroolijk-drukke en familiare begroeting te 
ontmoeten, haastig van weerszijden terug wijken, om een open ruimte 
van eerbied te vormen. Want zijn gelaat had die uiterste 
zachtmoedigheid, die dreigend is, dreigend, omdat zij ontwapent en 
weerloos maakt, dreigend ook, omdat ge voelt, dat, indien ge langer 
naar dit gelaat staart, uw zelfbewustzijn, dat onweerhoudbaar aan 
vergelijkende studie verslaafd is, u leelijke dingen zal toefluisteren 
over--u-zelf. Het was ongetwijfeld geniaal, dat wil zeggen 
hoogst-natuurlijk, gezien van de Natuur, dien man een gelaat te geven, 
dat bijna uitsluitend zijn hoogste zielsessentie uitte, want, hadde zij dit 
niet gedaan, het werk van haar schepsel zou heer werk beschaamd 
hebben: Van Oordt's arbeid is overal kunst, dat is: weerspiegeling en 
uiting van het Onbewuste, goddelijk tronend in de zielsdiepten. En dit 
_Nagelaten Werk,_ dat nu voor mij ligt, is er een nieuw, een laatst, een 
diep ontroerend en volkomen zuiver getuigenis van: "En dit alles, 
niettegenstaande hij bijna uitsluitend historische kunst geschapen 
heeft?" vraagt gij mij hier.--Ja, niettegenstaande dat feit was Van Oordt 
een groot en    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.