zijn 
gelegd. 
De inboorlingen zien die vreemdelingen niet met vriendelijke oogen 
aan, menschen, die zich te hunnen koste komen verrijken. En ze 
behandelen graag die bekwame visschers, die ze na een verblijf van 
weinige weken zien wegtrekken met een buit van wel driehonderd tot 
duizend pond visch, als dieven en roovers. 
Om te voorkomen, dat het water der zee bij de Faröer al te zeer werd 
afgevischt, had de deensche regeering een besluit uitgevaardigd, dat 
men niet op korteren afstand dan drie mijlen van de kust mocht 
visschen op straffe van inbeslagneming van het vischtuig, van de 
gevangen visch en een boete van twintig tot vierhonderd kronen (een 
kroon is ongeveer 70 cent hollandsch geld). De wet van 8 Juli 1902 
heeft de boete van 200 tot 2000 kronen verhoogd, en tot 4000 kronen, 
met verbeurdverklaring van de boot, in geval van recidive. 
Het leven der eilanders is hard, maar ze zijn niet erg te beklagen, want 
daar ze geen voorstelling hebben van een ander bestaan dan dat wat zij 
leiden, kunnen ze geen vergelijkingen maken, waaruit ze zouden 
kunnen afleiden hoe moeilijk hun lot is. 
Ouden van dagen herinneren zich nog als een nachtmerrie den tijd 
hunner verdrukking, toen hun grootouders een ellendig leven leidden.
De Faröers werden namelijk gedurende een deel hunner historie 
onderdrukt; de overwinnaars tyranniseerden en exploiteerden hen; er 
gold, op straffe van gevangenschap en hooge boeten, een verbod om 
iets te koopen, te verkoopen of ruilen buiten de winkels der regeering. 
De ellende was groot. De koninklijke kooplieden vroegen hooge 
prijzen en betaalden belachelijke sommetjes voor inlandsche producten, 
en daar de dure goederen, die zijzelf verkochten, dingen waren van 
eerste levensbehoefte, waren de bewoners wel genoodzaakt, de 
voorwaarden aan te nemen door de onderdrukkers gesteld, zoodat ze, 
hoewel werkend als dwangarbeiders, een armzalig leven leidden. Eerst 
trotseerden zij hun meesters en kwamen in opstand tegen die 
draconische wetten, want de veeleischendheid wettigde, als het ware, 
opstand en verzet, maar streng moesten ze boeten voor elke poging tot 
het erlangen van onafhankelijkheid. 
Toen de eilanders eens zich in het geheim goederen hadden laten 
aanbrengen door vreemde matrozen, verborgen ze de waren onder de 
daken, de treden van de trappen, of in holten in de muren. Maar toen 
die schuilhoeken ontdekt werden, strafte men de ongehoorzamen, alsof 
ze misdaden hadden begaan. En in hun ontmoediging lieten de 
overwonnelingen zich opnieuw berooven. 
Het duurde tot 1874 voordat de handel vrij werd. Koning Christiaan 
van Denemarken heeft alle lastige en onrechtvaardige bepalingen 
afgeschaft. Tegenwoordig hebben de Faröers niet te klagen. Ze worden 
wijs bestuurd, en hun vrijheden worden geëerbiedigd. De deensche 
regeering zendt er een gouverneur of amtmand heen, een sorenskriver 
en andere ambtenaren. De dokters en apothekers zijn ook Denen, en 
Kopenhagen zal waarschijnlijk bijdragen tot de installatie van de 
Marconi-telegraaf, die er op initiatief van een engelsche maatschappij 
zal worden opgericht. 
Maar de bewoners zijn nog gedrukt en gaan gebukt onder de vele hun 
vroeger toegebrachte slagen. De langdurige vervolging heeft hun een 
onuitwischbaar merk van doffe onderworpenheid opgedrukt, en iets 
verschrikts en wilds als van een geslagen hond, dat men opmerkt bij 
personen, die van geslacht tot geslacht onder zware ontberingen
moesten leven en ongenadig werden uitgezogen. 
In landen, die weinig door vreemdelingen worden bezocht, wekken de 
enkele reizigers, die er komen, gewoonlijk de nieuwsgierigheid der 
inboorlingen. De kinderen althans maken het hun lastig, loopen hen 
achterna en kijken hen onderzoekend aan. Op de Faröer-eilanden, wel 
verre van u als een merkwaardigheid aan te staren, lijkt het, of ze uw 
aanwezigheid in het geheel niet bespeuren. Zacht en beschroomd, 
goedig en onbeduidend, schuchter en angstvallig laten ze, als ze u 
voorbijgaan, een soort van gebrom hooren. Ge vraagt hen, welke 
verwensching ze wel kunnen mompelen op dien vijandigen toon en met 
dat booze gezicht, dat u schijnt te haten en te bedreigen. En dan is men 
ten hoogste verbaasd te vernemen, dat ze vriendelijk hebben willen zijn 
en dat ze eenvoudig goeden dag hebben gezegd. Maar dat verneemt ge 
van iemand anders, want hun eigen taaltje verstaat ge niet; dat soort van 
Scandinavisch is onbegrijpelijk voor wie het niet speciaal heeft 
bestudeerd. 
Het gemis aan gemeenschapsmiddelen met de overige wereld brengt er 
niet weinig toe bij, hen zoo achterlijk te houden. Buiten enkele kleine 
noorsche stoombooten, die timmerhout en steenkolen aanbrengen, is de 
transportdienst in handen van deensche postschepen, welker tarieven 
veel te hoog zijn. Het is te verwachten, dat de Engelschen hun een 
concurrentie zullen aandoen, die de deensche maatschappij zal 
noodzaken haar tarieven te wijzigen. Nu betaalt men nog voor een vat 
petroleum, verzonden van Schotland naar de Faröer, vijf shillings, en 
metalen, zout, meel, thee, koffie, margarine, kaas, ingemaakte groenten, 
lucifers, worden naar gelijk tarief betaald. 
Op deze eilanden is niemand rijk; maar niemand komt er ook van 
honger om. Geld ziet men er trouwens    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
