Sugar refining Company, de rijkste en 
best georganiseerde van al deze soort van vennootschappen. Ik betrad 
de domeinen van de maatschappij en bespeurde verschillende 
europeesche huizen, waar de engelsche opzichters en administrateurs 
wonen. Tusschen de reusachtige halmen bewogen zich arbeiders, van 
de Salomons-eilanden hier heen gevoerd; zij sneden de rijpe halmen af, 
beroofden ze van hun bladeren en laadden ze op wagens, waarmede zij 
naar de fabriek van Nausori werden vervoerd; welk etablissement, aan
de overzijde der Rewa, met zijne zware muren en hooge schoorsteenen 
het landschap bedierf. 
Een inlandsche visscher was wel zoo beleefd, om mij, tegen betaling 
van vier shillings, met zijne prauw over te zetten. Ik stapte aan wal vlak 
bij den ingang der fabriek, en trad naar binnen. Een lange, stijve 
Engelschman kwam aanstonds naar mij toe, nam mij van het hoofd tot 
de voeten op (ik zag er uit als een landlooper), en voegde mij op drogen, 
bevelenden toon toe: _"Go out! go out!"_ Ik haalde het kaartje voor den 
dag, waarop een der adjudanten van den gouverneur eenige woorden 
van aanbeveling geschreven had, en liet dat den grimmigen portier 
kijken. De man maakte eene buiging en bracht mij in het kantoor van 
den directeur der fabriek, die mij zeer beleefd ontving en mij de 
geheele inrichting liet kijken. Hoewel fabrieken en machinerieën mij 
maar eene zeer matige belangstelling inboezemen, kon ik toch niet 
nalaten, de volharding en energie te bewonderen van deze australische 
kolonisten, die in ter nauwernood twee jaren het oerwoud hebben 
veranderd in prachtige plantages, en in hunne fabrieken de nieuwste 
ontdekkingen der wetenschap in praktijk brengen. Het is waar, dat de 
buitengewone vruchtbaarheid van den grond, die tot eene diepte van 
drie meter uit losse lava en plantaardige bestanddeelen bestaat, hun 
daarbij zeer te stade komt. 
Op de groote binnenplaats van de fabriek zag ik van nabij de Hindoes 
van Calcutta, die de maatschappij in hare dienst genomen heeft. Deze 
koelies, met hunne gezinnen naar Oceanië gekomen, staan niet hoog 
aangeschreven bij den directeur der fabriek, die zich over hunne luiheid 
beklaagt. De mannen zijn mager en zien er zwak uit; de vrouwen, 
overigens niet leelijk, brengen een groot deel van haar tijd door met, op 
den grond neergehurkt, oude hindoesche liedjes te zingen, om haar 
talrijk kroost in slaap te wiegen, en tevens haar koperen armbanden en 
andere versiersels in de zon te laten schitteren. 
Ik verliet de fabriek en vervolgde mijne wandeling naar Rewa. Ik 
trachtte mij zoo goed mogelijk te oriënteeren, toen juist een gezelschap 
inlanders voorbijkwam, die naar dezelfde bestemming op weg waren: 
ik had dus eindelijk gidsen gevonden. Ik gaf den aanvoerder eenige 
snuisterijen ten geschenke en sloot mij aan bij den troep, die langs den 
smallen oever der rivier voorttrok. Wij moesten drie vrij diepe armen 
van de Waï-Levoe overzwemmen en kwamen langs ettelijke inlandsche
dorpjes, aardig tusschen het groen verscholen; eindelijk ontmoetten wij 
een knaap, die tot de missie van Rewa behoorde, zoo als ik opmaakte 
uit den rozenkrans, dien hij bij wijze van snoer om zijn hals had 
gewonden. Deze jeugdige bekeerling sprak een zeer vermakelijk 
keukenlatijn, en bood zich aan om mij naar bono pater Favier te 
geleiden, den missionaris van wiens werkzaamheid op de 
Fidji-eilanden ik met veel lof had hooren gewagen. Ik nam zijn geleide 
aan, en binnen vijf minuten betrad ik den tuin van den grijsaard, die 
sedert 1832 van de beschaafde wereld afscheid heeft genomen, om zich 
aan de moeilijke taak der bekeering van de inlanders van Viti-Levoe te 
wijden. 
De dag was reeds aanmerkelijk gedaald; de missionaris, op een steenen 
bank voor zijne hut gezeten, las met groote aandacht een nommer van 
de Gazette de France, dat meer dan zes maanden oud was, om zich 
toch eenigszins op de hoogte te houden van de gebeurtenissen in het 
vaderland. 
Ik mag niet ontkennen, dat de ontvangst van den eerwaardigen grijsaard 
op het eerste oogenblik, niet veel vriendelijker was dan die van den 
engelschen portier in de fabriek. Ik zag er dan ook alles behalve 
fatsoenlijk uit, niet veel anders dan wanneer ik acht dagen in het open 
veld, in de brousse, had gehuisd. Nadat ik mij bekend had gemaakt, 
verontschuldigde pater Favier zich, zeggende dat zijne afzondering hem 
tot groote voorzichtigheid noopte. Ook bekende hij, dat mijne 
onverwachte verschijning hem eenigszins had verschrikt: te meer daar 
hij eenigen tijd te voren, geheel onbewust, huisvesting had verschaft 
aan een gedeporteerde, die van Xouméa was ontsnapt en door de 
engelsche politie werd opgespoord. De brave man was aanstonds 
gereed, zijn eenvoudig maal, bestaande uit drie tomaten en een pot 
melk, met mij te deelen. Den volgenden dag geleidde hij mij naar Suva 
en verhaalde mij middelerwijl de oude legenden, die misschien hem 
alleen bekend zijn. 
Ik kon niet meer zien van den slaap; de missionaris stond mij toen, als 
bijzondere gunst, de    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.