riekende kruiden, terwijl een sappige wijngaard zijn ranken schoot
onder het glazen afdak.
's Morgens vroeg stond Snepvangers op den drempel der woning zijn
pijp te rooken, liet het hondje zijn ochtendwandeling doen; wanneer de
melkboer kwam, nam hij het pannetje aan, trok dan aan de huisbel om
Madame en Marieken te wekken. De dames kwamen gekleed beneden,
want na het ontbijt ging Madame in de buurt winkelen en speelde
Marieken piano, terwijl de werkvrouw den boel in orde bracht.
Snepvangers knutselde in het tuintje, las andermaal de gazet van den
vorigen avond, kleedde zich dan voor de wandeling. Zijn barometer
gunde hij geen blik meer, in de stad was dat overbodig, en daarbij nam
hij, uit louter voorzorg, haast altijd zijn zijden regenscherm mee. Elken
dag had hij zijn afwisselende stamlokalen waar hij een pintje of een
borreltje dronk en over de stadsnieuwsjes en het weer redekavelde. In
de buurt bezocht hij "De Koning van Spanje", "Het Zwart Paard", "De
Paardenwei", "Sint-Jacob", "De drij Kauwkens", verder in de oude stad
"De Klok", "Het Gulick", "Het Koningsken", "Het Nachtlicht", "De
Boer van Tienen", "De Wildeman", "Het Schuttershof", "De Oude
Sint-Jan", "De Gouden Kroon", De Kolkoensche Haan", "De Zeven
Provinciën". In de week dronk hij garsten, 's Zondags, in de buurt van
het station, verkoos hij uitheemsche bieren.
Klokslag één was hij thuis voor het middagmaal, ving dan een uiltje,
ging daarna naar de roepzaal, waar hij, bij gelegenheid, nog een paar
centen verdiende, trof er zijn vriend aan, den verdierenpikker. Samen
keuvelden zij dan over eigendommen, gronden en centjes verdienen.
Rond acht uur kwam hij voor het avondmaal. Madame vertelde van
menschen die zij ontmoet had, van koopjes en buurtnieuws, Marieken
verslond de feuilleton en zalig genoot Snepvangers. Later las hij de
gazet, terwijl zijn vrouw kousen stopte en Marieken weer piano speelde.
Op Vrijdag en Zaterdag gingen de vrouwen niet op boodschappen uit,
er werd gekuischt en geboend en Snepvangers ging, na het avondmaal,
kaarten in "De Klok."
Maar de Zondag werd, naar ouden trant, bijzonder gevierd. De familie
trok de beste kleeren aan en 't was vette keuken. De schrale Madame in
haar ruischende zijde stapte links van haar dikken echtgenoot naar de
kerk. Op zijn buikje bengelde de zwaar gouden ketting en zijn zijden
hoed stond achterover in den nek. Zijn hoogroode, gladgeschoren tronie
glom van zelfvoldaanheid. Marieken, naar de mode gekleed, ging aan
zijn rechterkant, in stille bewondering voor haar papa. Hij was zoo'n
tegenstelling van mama, hij was een klein vetzakje, een joviaal
rentenierken, dat veel menschen kende en groette. Doch zij geleek veel
aan mama, was sprietmager, hetgeen haar ergerde en soms verbitterde.
Na de hoogmis wandelden zij naar de bloemenmarkt op de Groenplaats,
zagen het volk uit Onze-Lieve-Vrouwekerk door de spitskar trekken,
volgden mee, langs de Schoenmarkt en de Meir, door de Leysstraat,
naar de De Keyserlei. Daar dronk men ergens een pot Münchener,
waarbij Mijnheer de bekenden groette en de dames critiek uitoefenden
over kleeding en menschen. Na deze eerzame en onschuldige
uitspanning ging men eten, wat dutten, trok dan weer op wandeling,
kwam thuis om te avondmalen, keerde opnieuw om te luisteren naar het
concert in den Dierentuin of bezocht men de feesten en vertooningen in
den Burgerskring, waar de vrouwenrollen ook door mannen werden
vervuld.
Aan deze ordelievende, deftige levenswijze brachten de seizoenen met
wind en regen soms lichte afwijkingen, zoodat de dames thuis bleven,
geen onderhoudende en opwekkende critiek konden voeren, en
Mijnheer alleen zijn stamlokalen bezocht.
Het leven was schoon in zijn effen uitzicht, zonder ontroering, zonder
slag of gebeurtenis. Alleen Marieken had vlagen van droefgeestigheid,
wanneer zij dacht aan getrouwde vriendinnen. Dan was zij
onhandelbaar, had scherpe woorden. Mijnheer zorgde dan dat het
hondje niet onder de voeten liep. Madame peinsde, terwijl zij de
dampende potten in de keuken bestaarde, aan de kennissen die als
schoonzoon welkom hadden kunnen zijn. Marieken ging naar de dertig.
Zekeren avond in de lente had het echtpaar een belangrijk gesprek in de
slaapkamer.
--Marieken heeft weer leelijk haar kuren!
--Ja, mama, bevestigde Snepvangers bekommerd.
--Snepvangers, zei Madame besloten, ik heb er lang over nagedacht ...
Marieken moet trouwen.
--Ja, mama, gaf hij onderdanig toe, maar met wie?
--Dat weet ik juist niet, zuchtte zij: wij moeten uitzien naar 'n
treffelijken burgersjongen!
--Ja!
--Gij kent zooveel menschen....
--Ja!
--Ik zal mijn best doen, beloofde Snepvangers, terwijl hij in de
echtkoets stapte.
--Hij nam den verdierenpikker in zijn vertrouwen, die de zaak niet te
zwaartillend onderzocht. De beste koeikens zoekt men op stal, maar
toch moeten de liefhebbers ze weten staan. Hij zou eens rondzien, maar
nu had hij Snepvangers over iets gewichtigs te onderhouden.
--'t Is geen politiek en toch politiek, Snepvangers.... Tegenwoordig is
alles politiek om de kiezers te lokken en stemmen te winnen. Katholiek
en liberaal, uit schrik voor de socialisten, houden het

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.