vijf minuten na 
zijne aankomst zien wij hem op de stoep van het huis, waar Jonker van 
Zonshoven logies had. 
Hij behoefde maar één trap te klimmen. Eene ruime voorbovenkamer 
met alkoof in een gesloten huis op eene der zijgrachten, ziedaar het 
rustige en zedige verblijf van den jongen edelman, te schraal door de 
fortuin bedeeld, om een deftig appartement te kunnen betalen, en te 
fatsoenlijk om op kosten van lichtgeloovige burgers een staat te voeren 
boven zijn vermogen. 
En toch had zijne kamer een air van élégance, dat zoowel voor den 
smaak getuigde van den jonkman van geboorte en goede opvoeding, als 
de behoeften kenschetste van iemand die geene gewoonte maakt van 
uithuizigheid, en die in zijn thuis al de comforts wenscht te vereenigen, 
waarvoor het vatbaar is. Behalve de onmisbare meubels, die tot de 
eischen van eene "gemeubileerde kamer" behooren, en die meer proper 
dan modern waren, zag men er eene kloeke schrijftafel, een 
gemakkelijken armstoel, eene antieke gebeeldhouwde boekenkast en 
zekere kleine voorwerpen van kunst en weelde, die in disharmonie 
waren met het stijf burgerlijk huisraad en met het goedkoop "grijsje" 
dat voor behangsel was gekozen; maar van dit laatste kwam juist niet 
veel te zien, daar het rondom bedekt was met familieportretten, 
sommigen in statig ebbenhout gevat, anderen in die schrale vergulde
lijsten, die van een later tijdperk getuigden, waarin het grandiose tot het 
weeke en laffe was gezonken, zoowel in de kunst zelve als in de wijze 
van haar voor te doen. Miniatuurportretten in ivoor en photographieën 
van verschillende grootte hingen overal, waar er maar een plekje te 
vinden was geweest. De jonker had er kennelijk zijn lust in gevonden, 
hier zooveel doenlijk zijne geheele familie in beeltenis 
vertegenwoordigd te zien. 
"Het was voor de gezelligheid," placht hij te antwoorden, als men hem 
over deze drukke expositie zijner vaderen en voorvaderen onderhield. 
"Ja, ja!" werd hem wel eens tegengevoerd, "'t is allermeest omdat gij 
trotsch zijt op al die mooie wapenschilden." 
"Waarom niet, als ik meen te weten, dat zij onbesmet zijn bewaard, en 
als ik zelf mij heb voorgenomen, er nooit een vlek op te werpen?" 
antwoordde hij dan vast en met fierheid. 
Waarheid is, dat hij het "noblesse oblige" in den besten zin opvatte. Het 
was nooit in hem opgekomen, als een voorname leeglooper rond te 
slenteren en op de beurzen zijner aanzienlijke kennissen en verwanten 
te teren. Hij had talent, al had hij geen academischen graad kunnen 
verwerven, en hij had niet geschroomd met dat talent te woekeren op 
iedere voegzame wijze. Hij was vlug, hij had orde; al had hij geene 
vaste inkomsten, hij wist rond te komen en, zooals hij het zelf noemde, 
het hoofd boven water te houden, en sinds de nood hem de deugd van 
zuinigheid oplegde, wist hij haar te oefenen met een gemak, of het 
simpel uit liefhebberij geschiedde. Zijne opgeruimdheid had tot hiertoe 
door die leefwijze niet geleden. En wellicht bracht de fortuin, die hem 
zoo plotseling voor de voeten werd gelegd, hem in grooter bezwaren, 
dan hij tot hiertoe had behoeven te trotseeren. Eene beproeving van zijn 
karakter was het zeker. 
Hij zat voor zijne schrijftafel en was druk aan den arbeid, toen Willem 
Verheyst zijne kamer binnentrad. Onder een luid gejubel vloog hij op, 
vatte Willems beide handen in de zijne en riep uit: 
"Braaf gedaan! Maar dat had ik ook wel van je verwacht, dat je komen 
zoudt op mijn eersten alarmkreet. Wat een dwazen brief heb ik je
geschreven, niet waar? Later ben ik weer gansch mij zelf geworden, en 
weet je hoe?" Hij keerde zich weer naar de schrijftafel en liet Verheyst 
een handvol papieren zien, deerlijk met inkt bemorst. "Dezelfde 
beweging waarmee ik op dien gedenkwaardigen avond mijne lamp zou 
hebben omgeworpen, zoo niet de reddende hand van juffrouw Joosting 
tusschenbeide ware gekomen, was tegelijk van de noodlottigste 
uitwerking geweest op mijn inktkoker; de goede ziel had maar op het 
noodigste gelet, maar die inktkoker, helaas! was hare opmerkzaamheid 
ontsnapt. Eerst moest ik wat bekomen, toen mijn hart uitstorten aan u, 
den brief zelf op de post brengen en rondloopen tot ik als een gewoon 
mensch naar bed kon gaan; ziedaar alles waartoe ik bekwaam was, en 
eerst den volgenden morgen ontdekte ik, welke verwoesting er was 
aangericht. Drie stukken, die al in 't net waren overgeschreven en 
genummerd klaar lagen om afgeleverd te worden, waren reddeloos 
verloren en moesten overgeschreven worden. Een lief werkje voor een 
millionair, niet waar? Maar al ware men het twintigmaal, men moet 
zijn woord houden, en ik was zoo goed niet, of ik moest aan den arbeid, 
en nu ben ik er bijna door. Het is mij tot heilzame afleiding geweest. 
Ziedaar al den eersten last, dien mijne versche fortuin mij aanbrengt, en 
't zal denkelijk wel niet de eenige, niet de zwaarste zijn. Maar    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
