juist toen ze een tweede greep naar hem wilde doen. 
Van den weeromstuit gleed Jaapje een eind over de gladde tafel en 
kwam met zijn hoofd tegen de theepot terecht. Wel greep mevrouw er 
schielijk naar, maar toch kreeg haar man een flinken scheut van het 
kokende vocht over zijn beenen; zoodat hij opsprong en al 
stampvoetend alles behalve wijsgeerig uitviel. Intusschen hadden Saar 
en mevrouw Jaapje verwijderd en susten hem om het zeerst met zoete 
woordjes van beklag. De pijn der brandwonden en de omstandigheid, 
dat men volstrekt niet naar hem omzag, brachten meneer Rustig in een 
bui van woede. Hij rukte Jaapje uit de armen der vrouwen, en in 't 
minst niet denkend aan zijn gelijkheid en zijn rechten van den mensch, 
sloeg hij er zonder genade op los. Saar vloog tusschenbeide en liep een 
veeg op, die haar duizende sterretjes voor de oogen tooverde en over de 
vloer deed tuimelen. Mevrouw kreeg 't op haar zenuwen en Jaapje zette 
een keel op, dat men hem wel een kwartier ver kon hooren. 
Hoe lang meneer Rustig aan 't ranselen gebleven zou zijn, valt moeilijk 
te zeggen; maar de deur ging open, en toen de man onder de 
strafoefening even opkeek, zag hij dokter Middleton in stomme 
verbazing staan. Hij had beloofd op de thee te zullen komen, en zoo 
noodig meneer Rustig een handje te helpen om mevrouw met diens 
plannen te doen instemmen; maar blijkens vond hij, dat meneer bij het 
betoog, dat hij op dit oogenblik hield, volstrekt geen hulp behoefde. Bij 
het binnentreden van dokter Middleton werd Jaapje evenwel losgelaten 
en bleef al schreeuwend op den grond liggen; ook Saar, mevrouw en de 
theepot lagen over den vloer, en al was meneer overeind gebleven, 
staan kon hij toch niet, maar sprong aanhoudend van het eene been op 
het andere. 
Nooit kwam een geneesheer beter van pas. Meneer Rustig was eerst 
stellig van die meening, maar zijn beenen begonnen zoo hevig pijn te 
doen, tot hij weldra tot andere gedachten kwam. 
Zooals de hoffelijkheid meebracht, tilde dokter Middleton eerst 
mevrouw van den grond en vlijde haar neer op de sofa. Saar sprong 
overeind, greep Jaapje op en droeg den luid schreeuwenden, om zich 
heen schoppenden bengel de kamer uit; voor welken bewezen dienst zij 
verscheidene beten kreeg. De huisknecht, die den dokter aangediend 
had, raapte den theepot op, als zijnde dat voorwerp het eenige waarmee 
hij krachtens zijn betrekking te maken had. Meneer Rustig wierp zich
al hijgend en kreunend op een tweede sofa en dokter Middleton wist 
letterlijk niet wat hij doen moest. Hij zag, dat meneer zijn hulp noodig 
had en dat mevrouw die best kon missen; maar zich af te maken van 
een dame die elk oogenblik dreigde te bezwijmen, was lang niet 
gemakkelijk; want telkens als hij van haar vandaan wilde gaan, begon 
zij vervaarlijk om zich heen te slaan en te gillen. Eindelijk gelukte het 
den dokter een ruk aan den schel te geven, wat den huisknecht deed 
verschijnen, die nu de meiden riep om mevrouw naar boven te dragen. 
Zoo kreeg onze aesculaap ten laatste de handen vrij, om zich te 
bemoeien met den eenigen patiënt, die werkelijk zijn hulp behoefde. 
Meneer Rustig gaf met een paar woorden, telkens afgebroken door 
uitroepen van pijn, opheldering van het voorgevallene en intusschen 
was de dokter bezig hem de kousen uit te trekken. De behandeling van 
den geneesheer gaf den gewonde spoedig leniging van pijn. Maar wat 
hem vrij wat meer hinderde dan de brandwonden aan zijn beenen, was 
de omstandigheid, dat dokter Middleton er getuige van was geweest, 
hoe hij inbreuk had gemaakt op de gelijkheid en de rechten van den 
mensch. De geneesheer, wien dit niet ontging, wist ook op deze wonde 
een pleister te leggen. 
"Mijn waarde meneer Rustig, ik betreur zeer het ongeval, dat gij aan de 
dwaze toegeeflijkheid van mevrouw tegenover den jongen te danken 
hebt; maar toch doet het me genoegen, dat gij zulk een juist begrip 
toont te hebben van Salomo's uitspraak: 'Wie de roede spaart, bederft 
het kind.' Hiermede geeft de wijze koning te kennen, dat het de plicht 
van een vader is zijn kinderen te kastijden, wat volstrekt niet in 
tegenspraak komt met de rechten van den mensch of met eenige 
natuurlijke gelijkheid, want de zoon is een deel des vaders, zoodat deze 
eigenlijk slechts zichzelven kastijdt. Het bewijs daarvan is hierin 
gelegen, dat een vader bij het bestraffen van zijn zoon evenveel smart 
gevoelt alsof hij zelf de straf onderging. De geheele zaak komt dus op 
zelfkastijding neer." 
"Ik denk er precies zoo over," antwoordde meneer Rustig, blij dat de 
dokter hem zoo netjes uit het nauw had geholpen. "Maar--morgen moet 
hij op school, daar helpt niets aan." 
"Dat zal hij aan mevrouw te danken hebben," hernam de dokter. 
"Juist.--O dokter, mijn beenen beginnen    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
