kan 
denzelfden weg, waarlangs men gekomen is, terug nemen.
Eene zeer loonende rijtoer is ook naar La Rochette of Fels. 
Bij de brug, die de beide oevers der Sûre verbindt, aan de overzijde der 
rivier, begint een langzaam rijzende breede straatweg. Zigzagsgewijze 
voert deze in zuidelijke richting naar den top van den Haart en geleidt 
verder naar La Rochette. De afstand bedraagt twaalf kilometers. 
Aanvankelijk blijft Diekirch in het gezicht, en kan men eenigen tijd den 
loop van den stroom volgen. Een steil voetpad brengt evenwel veel 
spoediger en in rechte lijn naar het punt, waar het Sûredal zich aan uw 
blik onttrekt. Daar verbreedt zich ook de vallei aan uwe linkerhand, en 
ontwaart gij in de diepte de reeds vroeger besproken fabriek, naar den 
eigenaar _le moulin Tschiderer_ geheeten. 
Hier begint de weg sterk te rijzen. De paarden kunnen niet dan 
stapvoets voort. Gij nadert allengs het hoogste punt, en snel gaat het 
dan naar beneden. Tot tweemalen toe evenwel moet gij een bergrug 
beklimmen, en staart gij van den top in een eerbiedwaardige diepte 
neder. Vlak tegenover u verrijst dan een andere berg, naar wiens spits 
een sterk hellend, bijna loodrecht pad voert. De bestijging daarvan 
schijnt voor de paarden van het rijtuig bijna een volslagen 
onmogelijkheid. Die wegen zijn evenwel in werkelijkheid veel minder 
steil dan ze op eenigen afstand lijken. Geleidelijk is hun glooiing. Hier 
en daar, bij verbreeding van het dal, waarin zij aangelegd zijn en waar 
het uitzicht ruimer is, geven zij u de liefelijkste natuurtooneelen te 
bewonderen. Maar ook wederom verder, als zij u langs dichte bosschen 
of voorbij rotsachtige, met wild gewas beplante hellingen voeren, 
komen ze u somber en eenzaam voor. De rotsen zijn echter hier, 
evenmin als elders in het groothertogdom, geheel onvruchtbaar. Gij ziet 
ze met graan of met klein laag hout begroeid en hooger op met forsche 
boomen getooid. Hunne toppen alleen zijn kaal. Daar vertoont zich de 
schraalheid van den bodem, die zulk een contrast vormt met den 
rijkdom en de welvaart aan den voet. 
Men rijdt het dorp Medernach door, waar eenigen tijd geleden een 
prachtig mozaïek is gevonden, thans in het museum te Luxemburg 
geplaatst, en voortdurend munten en oudheden worden opgedolven. 
Altemaal getuigenissen ter versterking van het vermoeden, dat hier een
Romeinsche nederzetting is geweest. Eindelijk komt men in het dal, 
waarin het plaatsje aan de Erenz ligt, hier de Erenz Blanche of Haute 
Erenz geheeten, ter onderscheiding van een anderen, daarmede 
evenwijdig loopenden tak, de Erenz Noire. Beide ontspringen op den 
Grünewald en storten zich, gelijk ik reeds vroeger opmerkte, in de Sûre, 
de eerste bij Reisdorf, de tweede bij Grundhof. Tweemaal doorsnijdt 
het riviertje den straatweg, eer deze La Rochette bereikt. Nu eens heeft 
men het links, dan weder rechts. Fraai is vooral het laatste gedeelte van 
den weg. Met ingenomenheid rust het oog aan wêerskanten op de 
bergruggen. 't Is een der meest romantische dalen van het zoo 
schilderachtige land. Het vlek strekt zich als het ware in twee 
verdiepingen aan den voet van den berg uit, aan alle kanten ingesloten 
door torenhooge rotsen in de schilderachtigste vormen en 
groepeeringen. Het marktplein wordt besproeid door de rivier en 
bestreken door de bovenstad en een om zijn uitgestrektheid en hoogte 
indrukwekkend rotsgevaarte, dat achter haar verrijst en aan de noord- 
en westzijde om de steilte zijner wanden ontoegankelijk is. Op den top 
van dat gevaarte, waarnaar het vlek den naam van La Rochette of Fels 
heeft ontvangen, verheffen zich, scherp afstekend tegen het blauwe 
hemelgewelf, de indrukwekkende bouwvallen van een 
middeleeuwschen ridderburcht, te midden en boven allerlei 
heestergewas en hoog opgaand geboomte, dat een schaduwrijk, met 
lanen doorsneden park vormt. Het zijn brokken van torens en muren, 
met weelderig groen getooid. Ook kan men nog de overblijfselen 
onderscheiden der wallen, die het stedeke, na zijne vrijverklaring, tegen 
elke vijandelijke aanranding moesten beschutten. 
Op die rotsachtige hoogvlakte, die een door de natuur zelve gebouwde 
forteres gelijkt, is het tusschen de ruïnen stil en eenzaam. Een huivering 
moet, dunkt mij, ieder bevangen, die er bij het vallen van den avond 
ronddoolt. 
 
De bouwvallen bieden op zich zelve weinig merkwaardigs aan, dat tot 
een bezoek uitlokt. Maar het uitzicht, dat men van daar heeft op de 
omringende heuvelen, het pittoreske plaatsje en het dal, waarvan het als 
het ware het middelpunt vormt, beloont ruimschoots de moeite van de
zeer lastige beklimming. Deze is echter door de zorgen van den 
plaatselijken Verschönerungs-Verein wat gemakkelijker geworden. 
Tien minuten ongeveer voorbij het marktplein bereikt men het pad, dat 
naar boven voert. Links en rechts van den ingang verheffen zich als 
schildwachten twee rotsblokken, waarin kelders zijn uitgehouwen, de 
eene bestemd voor de bewaring van de schatten van Bacchus, de andere 
voor die van Cambrinus. Tusschen die reuzen van graniet stijgt men 
langzaam op naar de rotskruin, onder het loof van    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.