Het settlement Malakka en het sultanaat Perak | Page 2

F.J. Agassis
te voorschijn brengt. De bevolking is zeer gemengd, daar het inlandsen element zich door de invallen van Javanen, Atjehers en Siameezen heeft gewijzigd, waar onderlinge huwelijken het gevolg van waren. Tot de inlandsche stammen behoorden o.a. de Mantra's, Saka?'s, Negrito's en andere stammen. Tegenwoordig ziet men er een bonte menigte kooplieden van arabische, indische, japansche, chineesche en portugeesche afkomst; afstammelingen der vroegere veroveraars zijn er levendig aan het handel drijven. Wat de maleische inboorlingen betreft, zij doen liefst niets; de meeste zijn uit noodzakelijkheid landbouwers, karrijders, visschers of schippers. Wat voeren zij naar de stad in hun voertuigen, die op de markt de bontste mengeling vormen die men zich denken kan, en waaronder vele ossenkarren met strooien daken, puntig als daken van pagoden?
Zij brengen peper mee en gambir, veel thee ook, die verbouwd wordt op groote schaal in de hoogere streken van het gebied van de stad Malakka. Een ondernemend Chinees heeft eenige jaren geleden theeplantjes uit Assam en Ceylon laten komen en heeft ze overgeplant op het schiereiland. De nieuwe aanplantingen slaagden wonderwel; er zit een toekomst in, want ze brengen een product voort, dat zeer gezocht is om den bijzonderen geur, gevolg waarschijnlijk van den ijzerhoudenden grond. Op dezelfde terreinen gaat ook de cultuur van kruidnagelen naar wensch. Die zullen op de markten van het Oosten de vroeger zoo beroemde kruidnagelen van Amboina vervangen. De muskaatboomen groeien overal in het district Malakka; maar ze hebben te lijden van een ziekte, die binnen weinige uren een geheele plantage kan vernielen.
Een chineesche maatschappij had ongeveer dertig jaren geleden caoutchouc geplant, Ficus elastica en Hevea brasiliensis. Die beide soorten slaagden op het schiereiland, en door de verwoede speculaties, die daarin werden ondernomen, werden de gelukkige planters in weinige jaren rijk; zij verkochten hun gronden voor zeven millioen francs. Sedert dien tijd zijn er veel ondernemingen van dien aard opgericht. Als de prijs van het caoutchouc blijft stijgen, mag men verwachten, dat het geheele schiereiland weldra niet dan een groot veld van gomboomen zal zijn. Die cultuur is dan ook de meest belovende van Malakka, waar in de nabijheid der stad de grond maar matig vruchtbaar is.
Voorloopig is echter de bouw van tapioca nog de hoofdzaak. Veel stoomfabrieken houden zich in en bij de stad bezig met de bereiding van die sago; maar de lage prijs van het product maakt, dat er niet veel voordeel mee is te behalen, en bovendien zijn er groote uitgestrektheden voor de sagopalmen noodig, en de ontbossching van den grond schijnt op het klimaat der streek ongunstig te werken en doet de bronnen opdrogen.
V����r de komst der Europeanen werden in den omtrek van Malakka talrijke goudmijnen ontgonnen, die nog niet geheel door chineesche mijnwerkers in den steek zijn gelaten. Een europeesche maatschappij wascht met eenig resultaat het zand van een rivier, die naar beneden komt uit de goudhoudende districten van Soegei Ugong. Ook is er goud gevonden te Kedona op de hellingen van het Ophisgebergte en te Bate Bersawa. Buitendien gebruiken de Chineezen en de inboorlingen het water van enkele geneeskrachtige bronnen in de buurt der stad. Maar alles bijeengenomen, moet Malakka haar toekomst verzekeren door den landbouw, en wat de mineralen aangaat zal de stad kunnen meehelpen aan den uitvoer van wat er in het sultanaat Perak wordt gewonnen.
In 1895 werden de maleische staten Perak, Selangor, Negri Sembilan en Pahang vereenigd tot een confederatie onder britsche bescherming. Zij worden sinds dien tijd bestuurd door een resident generaal, die te Kwala Sumper resideert, de hoofdstad der federatie, terwijl elk der staatjes buitendien onder het toezicht van de groote europeesche mogendheid zijn eigen sultan heeft behouden.
Nadat men de rivier, de Kriang, is overgestoken, die niet ver van de zuidgrens der provincie Wellesley de zee bereikt, komt men in het sultanaat Perak met de mooie hoofdstad Ta?ping. Die streek, de bekoorlijkste van wat de maleische staten aan natuurschoon te zien geven, is bergachtig, en twee gebergten loopen er door van het Noordwesten naar het Zuidoosten. Zij hebben een rijken plantengroei, en het geheele grondgebied van Perak is geschikt voor allerlei cultures. Talrijke mooie rivieren besproeien er den grond en dienen als gemeenschapswegen. Ook is de rivier, de Perak, bevaarbaar voor stoombooten over een lengte van 65 kilometers, voor stoombooten ten minste van 300 tot 400 tonnen inhouds, en over een afstand van 190 kilometers kunnen inlandsche vrachtbooten er varen.
Deze rijke streek is zeer gezond en heeft een vrij gematigd klimaat. De nachten zijn heerlijk koel, wat wel iets bijzonders is voor het Maleische Schiereiland. Er is geen regentijd in den eigenlijken zin des woords; maar de hoeveelheid water, die er soms uit de lucht valt, is toch een ernstig beletsel voor mijnondernemingen.
Over het algemeen is de grond kalkhoudend, vooral in het schilderachtige dal Kinta, een der rijkste mijnstreken en waar men zeer eigenaardige bergvormingen vindt. Heuvels van marmer vertoonen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 11
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.