en een allerondankbaarste 
geringschatting voor de schoonste uitvindingen, welke wij bezitten. 
Het is immers een eigenschap van den arbeidschuwe, uit wanhoop aan 
den goeden uitslag niets te durven ondernemen of datgene als 
onbereikbaar voor te stellen, waartoe misschien zijne krachten alleen te 
kort schieten. 
Mocht er echter iemand gevonden worden, die wel toegeeft, dat uit 
genoemde feiten langs den weg der redeneering onbekende zaken 
kunnen opgehelderd worden, doch slechts den werktuigkundigen het 
recht hiertoe ontzegt, laat hij ons dan buiten de mechanica eene andere 
wetenschap aanwijzen, die ons beter in staat stelt, de eigenschappen der 
lichamen uit te vorschen. Wie dat poogt te doen, moet zich in het hoofd 
gezet hebben, dat de aard der dingen het best kan worden opgespoord 
door van zulke grondbeginselen uit te gaan, die daar het meest tegen 
indruischen, en door zoodanige personen, die het sterkst afwijken van
de onderzoekingsmethode, die door alle weldenkenden als de eenige, 
welke ware resultaten oplevert, erkend wordt. Alleen reeds daardoor 
echter zou hij zich in zulk een warnet van ongerijmdheden verstrikken, 
dat ik, zonder verder, rekening met hem te houden, mijne stelling 
bewezen mag achten. 
Maar deze bewijsvoering klinkt wat al te nuchter en moet wel, al te 
zeer afwijkend van den gebruikelijken betoogtrant, weinigen tot 
instemming nopen! En dat is zeer zeker het geval, indien men de kracht 
van een betoog afmeet naar het bevattingsvermogen van de 
meerderheid der menschen. 
Waarom zou ik dan niet, al was het slechts om dezen te voldoen, U de 
zaak in het helderste licht voor oogen stellen, van welk licht alle 
beoefenaren der geneeskunst, als men hen gelooven mag, een ruim 
gebruik maken. 
Terwijl ik nu daartoe overga, zie ik mij wel, hoezeer ook tegen mijnen 
zin, genoodzaakt, het een en ander uit de anatomie ter sprake te 
brengen, dat, daar een dergelijk onderwerp nooit door rhetorische 
schrijvers behandeld is, in minder zuiver en gekuischt Latijn moet 
worden weergegeven, dat ik echter voor het goed begrip van de zaak 
zelve meen niet achterwege te mogen laten. 
Dat het grootste gedeelte van ons lichaam met slagaderen doorweven is 
en door deze in stand gehouden wordt, is te duidelijk, om betoog te 
behoeven. Dat dit de kanalen zijn, die het bloed inhouden en in zijnen 
loop richten, en dat hun omvang, in den omtrek van het hart het grootst, 
langzamerhand afneemt en ten slotte zóó klein wordt, dat hij niet meer 
voor het bloote oog waarneembaar is, dat weten zelfs de slagers. Niet 
minder algemeen bekend is het, dat één hoofdstam van deze kanalen, 
van het hart uitgaande, zich in zijtakken splitst, die met den hoofdstam 
gelijkvormig zijn en op dezelfde wijze als deze zich op hun beurt 
splitsen en langzamerhand in omvang afnemen, waarbij echter deze 
eigenaardigheid valt op te merken, dat de recht doorloopende 
hoofdstam ter plaatse, waar hij zich vertakt, gewoonlijk een wijder 
opening vertoont dan de aan dezen driesprong ontspringende zijtakken. 
Dat echter al deze vaten zoodanige krommingen beschrijven, dat de
zich zijdelings vertakkende buizen op een oneindig aantal plaatsen 
wijde hoeken vormen en dat deze windingen een buitengewonen 
invloed uitoefenen op de doorstrooming van het bloed, is eerst voor 
weinige jaren ontdekt door hen, die de scherpzinnig gevonden 
stellingen der wiskunde op geneeskundige vraagstukken hebben 
toegepast. 
Met welk een bewonderenswaardige, met welk een doeltreffende 
kunstvaardigheid heeft de aanbiddelijke Bouwmeester van ons 
mechanisme deze buigzame kanalen gevormd! 
Hij wilde, dat zij door het tegen hunne wanden drukkende vocht zonder 
gevaar voor scheuring zouden kunnen uitgezet worden en verleende 
hun tevens het vermogen, tot hun vroegeren omvang vanzelf weder 
terug te keeren en het vocht met een krachtigen stoot voort te stuwen, 
zoodra dit opgehouden heeft ze uit te zetten. 
Malpighi was echter de eerste, die zag, dat de laatste uiteinden der 
slagader, in zeer dunne buisjes vertakt, in een vlies, als in een stevig 
omhulsel, zijn samengevoegd en daar door middel van nauwe kanalen 
wederkeerig met elkander in gemeenschap staan. Hij heeft ons het eerst 
den weg leeren vinden in het labyrint der tallooze dwaalwegen, welke 
de vloeistoffen, langs deze kronkelpaden voortgedreven, te doorloopen 
hebben. 
Doch het wonderbaarlijkste, waarbij zich de vinger Gods waarlijk in 
Zijn werk openbaart, is wel het volgende. 
De takjes, welker loop met zoo groote zorgvuldigheid geregeld is en 
die zich hier alle langs banen van gelijke breedte in rechte richting, 
zonder zijdelingsche vertakkingen, voortbewegen, vormen, van 
gedaante veranderend, de eerste beginselen der aderen en lymphvaten 
met hunne boezems. 
Dat is het, wat de waarneming met het bloote oog en met het 
microscoop, het afbinden der vaten bij levenden, de inspuiting der 
lijken met kwikzilver, de beschouwing van het lichaam in ziekelijken 
toestand en eindelijk de vergelijking met dieren, visschen, insecten en
planten aan het licht gebracht heeft. 
Buiten de genoemde verschijnselen vertoonen de slagaderen er geen 
enkel; al wat er verder van verteld wordt, berust op louter verdichting.    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
