heeft op alle gebied van het menschelijk weten zijn kennis 
uitgebreid: wat wil het zeggen: de uitbreiding der kennis? Het wil
zeggen dat de waargenomen stof, die eerst een voorwerp was voor de 
tuchtlooze fantasie, al meer onder algemeene gezichtspunten des 
verstands gebracht wordt: de zonnekar met de vurige rossen en den 
kloeken menner, die eertijds de fantastische behoefte der jeugdige 
volken bevredigde, heeft de plaats geruimd voor een mechanische wet 
van beweging naar de eischen van het tucht-lievend verstand. Nu zijn 
wij verstandiger en wij zijn vooruit gegaan; wij hebben voldaan aan 
den eisch onzer eigen bewustheid. Maar begrijpen wij nu? Het 
voorbarig "ja" als antwoord op deze vraag past in den mond der famuli 
Wagner. 
Ons verstand leert ons de bizondere gevallen begrijpen uit het 
algemeene; den val van een steen begrijpen we uit de algemeene wet 
der aantrekking; het ontkiemen van een zaad begrijpen wij uit de 
algemeene wet der organische ontwikkeling. In zoover kan men zeggen 
dat wij door het verstand iets begrijpen. Maar zal dit begrijpen volledig 
zijn en niet een verwijzing naar het onbegrijpbare, dan moeten wij ook 
het Algemeene begrijpen--en dat kunnen wij niet. Zoo is er dan deze 
reden, om welke ons verstand niet in staat is tot wezenlijk begrijpen: 
dat het verstand de waargenomen wereld der bizondere gevallen 
(verschijnselen, gebeurtenissen) herleidt tot het Algemeene (algemeene 
wetten) en het Algemeene is voor hem onbegrijpelijk. 
 
Voorbeeldig in ijver werkt het verstand voort aan zijn matelooze taak, 
om de veelvormige en veelvervige stof der waarneming te brengen 
onder de tucht van het Algemeene. Maar bij nadere bepeinzing wordt 
ons duidelijk dat wij niet vermogen raadsels op te lossen, doch te 
klassificeeren. Wij herleiden de raadseltjes tot raadsels; de bizondere 
raadseltjes tot algemeene raadsels; het bizondere raadseltje van het 
vallen eener steen tot het algemeene raadsel der aantrekkingskracht. 
Ons verstand is de ondernemer van een dierentuin, die zijn kooien in 
regelmatige orde bouwt naast elkaar en geleidelijk den toeschouwer 
door de opklimmende rang-orde der dierenwereld voortleidt; elke kooi 
draagt een welgeschilderd opschrift, waar geslacht en soort van het 
vertoonde schepsel te lezen staat. Maar het wezen zelf dat als 
representant der soort zich hier voordoet, is een onoplosbaar raadsel.
Hier is de tijger, felis tigris, gevaarlijk roofdier, exemplaar der 
katten-familie; orde: roofdieren (carnivora); onderklasse: eigenlijke 
zoogdieren (monodelphia); klasse der zoogdieren (mammalia) en 
behoorend tot de eerste type van het dierenrijk: de gewervelde 
(animalia vertebrata.) Maar ik vraag u: wat loert in dat oog? Zoo gij mij 
dat dier wilt vertoonen, bij de goden leg mij uit wat de natuur is, dat zij 
zulke wezens schiep en wat de zin der schepping is, waarin dit dier zijn 
plaats heeft en: wat beteekent de tijger in de rangorde der wezens die 
gij mij zoo keurig benaamdet? Of zie dien dommen papegaai, bij 
welken de uil waard is vogel van Athene te zijn: wat wil de natuur dat 
zij dezen papegaai in haar bosschen laat. Zonder raadsels kwam ik in 
uw dierentuin, waarin ge mij de wereld zoudt vertoonen 
gekatalogiseerd: ik zou uitgaan als een begrijpende; maar gij hebt mij 
alleen vertoond geklassificeerde raadselen. 
Ons verstand is de ondernemer van dien dierentuin. Het heeft een 
tweeledigen arbeid: vooreerst de klassifikatie (schematisatie) der 
waargenomen voorwerpen naar hun eigenschappen. Wanneer wij een 
slak, een olifant en een nijlpaard beschouwen, blijkt al dadelijk, dat de 
eigenschappen der laatste twee meer onderling overeenstemmend zijn 
dan der eerste twee. Zoo ontstaat een indeeling der waargenomen 
wereld in verscheidene rangen: de anorganische wereld; de organische 
(plantenrijk), de bewuste wereld (dierenrijk) en de wereld der redelijke 
wezens. De tweede taak van het verstand is: het leven der voorwerpen 
van elke klasse na te sporen; herleidend het verschil der eigenschappen 
tot verschil van levensfunktie: in de anorganische wereld is dit leven 
tweeërlei: chemische verbinding en ontbinding der stoffen èn 
mechanische beweging; in de organische wereld is dit leven: groei 
(voeding, procreatie, sterven); in de bewuste wereld: bewust-zijn; in de 
redelijke wereld: denken en wil. 
En wanneer wij nu de gekompliceerde verschijnselen, die zich overal 
voordoen, herleid hebben tot de enkelvoudige algemeene gevallen 
(wetten) van het leven eener toebehoorende klasse, dan mag ons 
verstand even voldaan zijn als de famulus Wagner. 
Maar nu begint de klacht van Faust: want, het algemeene geval der
aantrekkingskracht of van den groei of van het bewust-zijn of van den 
wil: dat is juist het onbegrepene. 
In het eerste zijn wij voldaan. Zoolang wij de waarnemingswereld voor 
oogen hebben zijn wij voldaan met de wetenschap, dat de veelvuldige 
werkingen, elk met hun eigen aanschijn, berusten op een zelfde 
algemeenheid; de groei van deze lelie gaat evenzoo als de groei van 
honderd andere planten, die gij reeds kent; bevruchting en voeding hier 
geschieden gelijk als daar. Herkennen wij in het aanschouwde 
natuurverschijnsel een algemeene wet, dan bevinden wij ons in een 
aangename situatie daar tegenover;    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
