Wel kan het waar zijn, wat hij schrijft (in 1514), dat zijn voogden op zijn 
gaan in het klooster eenigen drang hebben uitgeoefend, en dat hij ongeschikt was voor 
het kloosterleven, "naar den geest, omdat ik een afkeer had van ceremoniën, en de 
vrijheid liefhad, naar het lichaam, omdat, al zou de leefregel mij uitnemend hebben 
aangestaan, toch mijn lichaamsgesteldheid dergelijke vermoeienissen niet verdragen kon". 
Doch zóóveel lichtzinnigheid en een zóó totale afwezigheid van allen lust tot studie als 
hij vóórgeeft was er zeer zeker niet, althans niet in het klooster, waarmede hij kennis had 
gemaakt.--Hijzelf heeft gedurende het verblijf in het klooster gelegenheid gehad zich veel 
bezig te houden met de studie van het latijn en het lezen van vele latijnsche schrijvers. En 
al had hij dan niet den rechten smaak in het kloosterleven, uit dezen tijd dateert toch zijn 
geschrift "Over de verachting van de wereld", dat voor het grootste gedeelte den lof van 
zulk leven bezingt[3]. 
Hoe het zij, in 1493 verliet hij het klooster, waarin hij nimmer zou terugkeeren. De 
bisschop van Kamerijk stelde hem aan als zijn secretaris om bij een voorgenomen reis 
naar Rome iemand in zijn omgeving te hebben, die een grondige kennis van het latijn 
bezat. Van die reis naar Rome, waarheen reeds toen Erasmus' gedachten uitgingen, kwam 
weliswaar niets, en zijn aanzienlijke beschermer voorzag hem wel niet zoo rijkelijk van 
geldmiddelen als Erasmus wel gewenscht had, "hij is guller in liefde-betuiging dan in 
geven, en belooft veel, maar houdt de gulle beloften niet", schrijft hij. Doch de bisschop 
liet hem dan toch naar Parijs gaan, om zijn studiën te voltooien. Het strenge régime, de 
slechte kost en het armzalig logis in het collegium Montaigu waarin hij zich liet opnemen
bezorgden den toch al niet sterken jongen man een ziekte, waarvoor hij in de 
Nederlanden herstel zocht. In Parijs teruggekeerd (in 1496), gaf hij er de voorkeur aan, 
op zichzelf te leven, en zich aan de studie te wijden, terwijl hij in zijn levens-onderhoud 
voorzag door onderwijs te geven aan eenige jonge Engelschen, o.a. Lord Mountjoy en 
Thomas Grey. De vriendschap met deze mannen bracht hem in het laatst van 1498 of het 
voorjaar van 1499 tot een reis naar Engeland, die voor zijne geestelijke ontwikkeling van 
groote beteekenis werd. 
Tot zijn tweede bezoek aan Parijs n.l. waren zijn studiën uitsluitend op de classieke 
latijnsche schrijvers gericht. Hij somt in een schrijven aan Cornelius van Gouda hun 
namen op; geen enkel christelijk schrijver bevindt zich er onder. Deze echter gaf hem den 
raad, ook de christelijke schrijvers te lezen, een raad, dien Erasmus opvolgde, waardoor 
zijn studiën van uitsluitend-humanistisch meer theologisch werden. 
Geheel in overeenstemming met zijn geestes-aanleg was ook deze meer theologisch 
geïnteresseerde studie volstrekt anti-scholastisch getint. In Engeland nu werd hij in deze 
richting verder gestuwd, onder den invloed der mannen, met wie hij daar in aanraking 
kwam en bevriend werd. Zoo breidde de kring zijner vrienden zich steeds uit. Te Parijs 
was hij in aanraking gekomen met velerlei geleerden van naam, door allerlei publicaties 
in (latijnsch) dicht en proza had hij zich reeds den naam van een groot geleerde 
verworven; een breede schare van invloedrijke en machtige vrienden stelde belang in zijn 
lot. En zoo zou ook Engeland den grooten humanist gastvrijheid bewijzen, terwijl hij op 
zijne beurt den invloed van Engelands geestelijke leiders zou ondergaan. 
Onder hen moeten allermeest met name vermeld worden John Colet, de beroemde deken 
van St. Paul, en de zeker niet minder bekende Thomas More, die bij Erasmus' eerste 
bezoek aan Engeland nauwelijks twintig jaren telde. 
Colet ontroofde aan Thomas Aquinas de eereplaats, die deze groote scholasticus in 
Erasmus' denken en schatting tot dusver had ingenomen. Hierdoor kon zijn afkeer tegen 
alle scholastiek slechts grooter, en hemzelven klaarder bewust worden. En dit werkte 
ongetwijfeld in sterke mate mede, om aan Erasmus' theologie (indien men hiervan 
spreken kan) het eigenaardig stempel op te drukken, dat zijne denkbeelden steeds 
duidelijker gingen dragen. 
Dit eerste verblijf in Engeland duurde slechts kort, doch leverde hem veel eer, en groote 
vreugde. Colet verzocht hem, te Oxford college te willen geven over den pentateuch of 
den profeet Jesaja, een verzoek, door Erasmus afgeslagen, daar hij "gekomen was om te 
leeren, niet om te onderwijzen". 
Intusschen begint Erasmus, terwijl hij afwisselend te Parijs en te Leuven vertoeft, zich 
meer en meer toe te leggen op het Grieksch, met de bedoeling, zeker onder Colets 
invloed, de theologie en de kennis der chr. religie terug te leiden tot de H. Schrift, als de 
bron waaruit beide hadden te putten. 
Terwijl hij onvermoeid aan zijn' letterkundigen arbeid bleef, ging het hem in deze eerste 
jaren der 16e eeuw nog geenszins voor den wind. Zijne geldelijke omstandigheden geven
hem dikwijls aanleiding tot klachten. Hoe gaarne zou hij eene reis maken naar Italië! 
Doch de middelen daartoe ontbreken    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
