lands zeker veel belang voor den
handel zullen krijgen.
In vroeger tijd werd hier goed werk verricht in zake metaalgieterij en
de fabrikage van aardewerk en porselein, doch deze kunst is thans
geheel in verval. De groote klokken, die op verschillende plaatsen, en
ook in de kloosters hangen, getuigen nog van deze vroegere industrie.
Slechts de grofste voorwerpen van aardewerk worden hier te lande nog
vervaardigd, en ook de goudsmeedkunst staat op een lagen trap. Men
ziet wel sommige voorwerpen van eene merkwaardige en
karakteristieke makelij, maar ze zijn niet geacheveerd in de afwerking,
eenvormig wat het dessin aangaat, terwijl de makers onbekend schijnen
met het alloyeeren van edele metalen. Er wordt voorts veel brons
verwerkt tot een soort van inlandsch tafelservies; het oude fabrikaat is
echter zooveel beter dan het nieuwere, dat men wel moet aannemen dat
ook deze kunst achteruit is gegaan.
Steenkool wordt in groote hoeveelheden gevonden, ondanks dat de
bodem van het schiereiland voor zulk een groot deel uit graniet bestaat.
Bij eene behoorlijke ontginning zullen de lagen steenkool en anthraciet,
vooral in den omtrek van Pyeng-Yang, zeker belangrijke voordeden
afwerpen. Ook ijzererts is overvloedig voorhanden. De bevolking
graaft de bovenste lagen op, en smelt het erts met behulp van houtskool
in ruwe fornuizen. Het ijzer wordt veel aangewend voor de
vervaardiging van groote rijstketels, en van verschillende
landbouwwerktuigen. Maar voor het fijnere smeedwerk komt het
voordeeliger uit om zich te bedienen van geïmporteerd staafijzer.
De jacht eindelijk is een veelvuldig uitgeoefend bedrijf. In het noorden
des lands bestaat een gilp of broederschap van tijgerjagers, vermaard
wegens hun moed en ondernemendheid. Het was uit hunne rijen, dat
het garnizoen van Kang-wha werd gerekruteerd, hetwelk in 1866 zulke
geduchte verliezen aan de Franschen toebracht. Echter bedienen deze
onverschrokken lieden zich op de tijgerjacht van hoogst gebrekkige,
ouderwetsche geweren. Het kruid op de pan dier geweren wordt
ontstoken door middel van een smeulende lont, die om den arm van
den schutter is gewonden. Is het oogenblik voor het schot gekomen,
dan blaast de man op het smeulende eind en bevestigt die in den haan
van het geweer, zoodat wanneer hij den trekker over haalt er tenminste
eenige kans is dat het ding afgaat. Een dezer tijgerjagers beschreef
aldus het onderscheid tusschen zijn eigen gebrekkig wapen en het
moderne repeteergeweer:
"Koreaansche jager ontmoet tijger. Bang! Wreoughhh... Jager dood.
Vreemde man ontmoet tijger. Bang--klik--bang--klik--bang! Tijger
dood!"
AANTEEKENING
[1] Ongeveer f 1.20.
DE VROUWEN OP KOREA
Door Mevr. J. Philipson-Radersma.
Er zijn bijna geene vrouwen ter wereld waar men zoo weinig van weet
als van de Koreaansche. Hunne afzondering van de buitenwereld is
even volkomen als die van hun schiereiland het tot nu toe was. Zelfs
niet aan geneesheeren wordt het toegestaan hare woningen binnen te
treden. Een Japansch dokter heeft er intusschen iets op gevonden; hij
maakte namelijk gebruik van zijne vrouw om zich inlichtingen te
verschaffen over haar leven thuis, en de resultaten die zij bereikte, heeft
hij later openbaar gemaakt.
Volgens deze inlichtingen is het niet juist te beweren, zooals men
vroeger gedaan heeft, dat de Koreanen hunne vrouwen slecht
behandelen. Zij toonen haar integendeel eene buitengewone
opmerkzaamheid, als er een kind verwacht wordt, hetgeen tenminste
bewijst, dat zij haar ten volle weten te waardeeren als moeder voor het
komende geslacht.
Een touw, dat dwars voor den ingang tot het huis gespannen is, duidt de
geboorte van een kind aan. Als het een jongen is, wordt er een stuk
steenkool en een blad aan bevestigd; is het een meisje, dan blijft het
touw zonder deze symbolen. De Koreanen rekenen namelijk hunne
dochters niet mede als leden der familie, in elk geval niet officiëel. Als
men een vader vraagt, hoeveel kinderen hij heeft, noemt hij altijd
slechts het aantal zoons, en niet dan na heel dringende vragen krijgt
men iets te weten over de dochters. Deze hebben slechts een eigen
naam tot het zevende jaar, na dien tijd dragen zij den naam van den
vader, en zijn slechts bekend als dochter, zuster of vrouw van een man.
Zoodra een kind kan loopen, wordt er, zelfs in de armste families, een
hond aangeschaft, die er streng aan gewend wordt het kind te volgen op
al zijne kleine omzwervingen, om het te beschermen. Natuurlijk is niet
zelden het tegenovergestelde het geval. Daar volgens Koreaansche
voorstellingen de geestelijke ontwikkeling van het kind bevorderd
wordt door den invloed van licht, wordt de lamp in het kindervertrek
steeds brandende gehouden. De opvoeding van jongens en meisjes is
verschillend van hun achtste jaar af. De jongens worden onderwezen in
alle takken van wetenschap, die als noodzakelijk beschouwd worden
voor hun stand, terwijl de opvoeding van de meisjes in de betere
families bestaat uit de studie van moraal-dogma's en ceremoniën,
verbonden met eene godsdienstige vereering van voorvaderen. In arme
families leeren de meisjes alleen het naaien

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.