echter, na twaalf jaren van volhardenden arbeid, kon hij met
voldoening op zijn werk terugzien. De jaarlijksche opbrengst bedroeg
30 000 kilogram cacao, hetgeen ongeveer 50 000 frs
vertegenwoordigde, en daar de cacaoboomen, op vier meter afstand van
elkander geplaatst, de tusschenruimten geheel met hun schaduw
bedekken, groeit hier geen onkruid, wat de groote kosten van het
aanhoudende wieden bespaart. Het is dus bewezen, dat de oevers der
rivieren van Guyana wel degelijk geschikt zijn voor de cacaocultuur, en
het is te hopen dat het voorbeeld van den heer Barclay navolging zal
vinden.
De onderzoekingstochten in het onbekende gedeelte van Guyana
worden door allerlei oorzaken zeer bemoeilijkt. De loop der rivieren,
vooral van de Mazaruni, wordt telkens afgebroken door watervallen;
die van Kaieteur wordt zelfs vergeleken bij den Niagara. Op enkele
groepen hutten na, die op grooten afstand van elkander zijn gelegen en
door zendelingen of goudzoekers worden bewoond, is de streek geheel
verlaten.
Sedert de ontdekkingsreizen van Dr. Crevaux, Henri Coudreau, Brown,
en de heeren Quelch en Connell, weet men, dat zich in deze streken
verschillende Indianenstammen ophouden, die leven van de jacht.
Vroeger begaven zij zich wel naar de kustplaatsen, om ruilhandel te
drijven. Thans moet men ze veel verder zoeken; zij slaan bij voorkeur
hun kampen op in de buurt der plaatsen, waar de reizigers langs den
oever der rivier moeten trekken, om de watervallen te vermijden. Al
deze stammen komen overeen met de Galibis en de Caraïben, die op de
Antillen worden aangetroffen.
Het achterland van Guyana is eerst bekend geworden toen er goud werd
ontdekt. Het kostbare metaal wordt aangetroffen in het alluviale
bezinksel der rivieren, vooral in sommige kreken van de Mazaruni, op
een afstand van drie of vier weken reizens van de kust. De eerste
onderzoekingen hebben weinig opgeleverd. Doch men heeft op
verschillende plaatsen kwartsachtige aders ontdekt, en al is voor de
bewerking van het erts kostbaar materiaal benoodigd, de duitsche
kapitalisten, die met dit doel syndicaten hebben gevormd, schijnen
gunstige verwachtingen van de zaak te koesteren. De ingenieur, die mij
dit alles mededeelde, vertelde althans, dat zij reeds 150 000 £ hadden
besteed aan voorbereidende werkzaamheden en aankoop van materiaal.
Men was juist tentijde van mijn bezoek ook zeer vervuld van de
ontdekking van diamantmijnen, en had een deskundige in Z.-Afrika
geraadpleegd, om de waarde der gevonden diamanten te beoordeelen.
Later vernam ik, dat deze ontdekking toch niet aan de verwachtingen
had beantwoord, omdat de diamanten, ofschoon zuiver, klein, en dus
van betrekkelijk geringe waarde waren. Het mijnwezen is hier goed
geregeld door strenge wetten, die noodzakelijk zijn bij het toezicht over
uitgestrektheden gronds, waarin geen gebaande wegen bestaan. Een
dergelijke regeling wordt bij de bosch-concessies toegepast. Deze
worden voornamelijk aangevraagd voor het zoeken naar de balata, een
boom, die caoutchouc levert, en die wel niet zoo gezocht is als de
braziliaansche hevea of de castilloa van Midden-Amerika, maar die
veel opbrengt, en daardoor rijke winsten afwerpt, als de bosschen niet
te ver van een rivier zijn verwijderd.
De expedities worden gewoonlijk georganiseerd door kooplieden uit
Georgetown, die op gemeenschappelijke kosten een boot uitrusten,
waarin werktuigen en mondvoorraad voor meerdere maanden worden
geborgen. De onderneming is altijd zeer gewaagd en onzeker. De
bemanning der booten bestaat uit eenige Indianen, die met de bochten
en watervallen der rivier vertrouwd zijn, en een troep zwarten en
kleurlingen onder een flinken "foreman," van wien grootendeels het
welslagen der onderneming afhangt. Hij moet beslissen over de keuze
van de geschikte plek, en ontvangt percenten van ieder pond
caoutchouc, dat hij naar de kust vervoert. De werklieden krijgen
behalve den kost, 0.50 fr. tot 1 franc per dag. Aan allerlei gevaren is
zulk een expeditie blootgesteld en dikwijls worden in maanden geen
berichten omtrent haar vernomen; of de aanvoerders komen terug, om
hulp te vragen, welke hun volgens de engelsche wet niet mag worden
geweigerd, daar dit gelijk zou staan met doodslag.
Ten tijde der slavernij ontvluchtten dikwijls negers uit de plantages en
hielden zich in de bosschen schuil. Te Guyana hebben deze
"boschnegers" zich in groepen vereenigd en leven in kleine dorpen in
het woud. Zij sterven echter langzamerhand uit door ziekten, als
melaatschheid, elephantiasis, en pokken. Ook de blanke bevolking is
aan het afnemen, sedert met de suiker geen groote fortuinen meer zijn
te winnen. De enkele blanken, die zich thans nog in Guyana komen
vestigen, zijn meest Schotten, die veel weerstandsvermogen hebben, en
dikwijls betrekkingen als opzichters krijgen. In een zoo vochtig en
warm klimaat, waar moeraskoorts heerscht, moeten blanken
langzamerhand bezwijken, en als dit in een groote stad als Georgetown
nog niet merkbaar is, heeft men dit te danken aan de voortreffelijke
zorg, die hier wordt gewijd aan de volksgezondheid. Alle woningen
zijn op palen gebouwd, daar de grond overal moerassig is. Het grootste
gedeelte toch der kust van Guyana ligt lager dan de

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.