Drie Vertellingen 
 
The Project Gutenberg EBook of Drie Vertellingen, by Gustave 
Flaubert Copyright laws are changing all over the world. Be sure to 
check the copyright laws for your country before downloading or 
redistributing this or any other Project Gutenberg eBook. 
This header should be the first thing seen when viewing this Project 
Gutenberg file. Please do not remove it. Do not change or edit the 
header without written permission. 
Please read the "legal small print," and other information about the 
eBook and Project Gutenberg at the bottom of this file. Included is 
important information about your specific rights and restrictions in how 
the file may be used. You can also find out about how to make a 
donation to Project Gutenberg, and how to get involved. 
**Welcome To The World of Free Plain Vanilla Electronic Texts** 
**eBooks Readable By Both Humans and By Computers, Since 
1971** 
*****These eBooks Were Prepared By Thousands of 
Volunteers!***** 
Title: Drie Vertellingen 
Author: Gustave Flaubert 
Release Date: September, 2005 [EBook #8804] [Yes, we are more than 
one year ahead of schedule] [This file was first posted on August 10, 
2003] 
Edition: 10 
Language: Dutch
Character set encoding: ISO Latin-1 
*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DRIE 
VERTELLINGEN *** 
 
Produced by Miranda, Marc D. and the Distributed Online 
Proofreading Team. 
 
DRIE VERTELLINGEN DOOR GUSTAVE FLAUBERT 
EEN EENVOUDIGE ZIEL 
DE LEGENDE VAN SINT JULIAAN DEN GASTVRIJEN 
HERODIAS 
VERTAALD DOOR MARIE KOENEN 
Gebaseerd op de editie gepubliceerd in 1917, te Bussum. 
 
EEN EENVOUDIGE ZIEL 
 
I 
Een halve eeuw lang werd mevrouw Aubain door de dames van 
Pont-l'Évêque benijd om haar meid Félicité. 
Voor honderd franken per jaar deed zij de keuken en het huishouden, 
naaide, waschte en streek ze, wist ze een paard op te tuigen, de 
hoenders vet te mesten, de melk te karnen, en bleef ze trouw aan haar 
meesteres, die toch geen aangename vrouw was. 
Mevrouw Aubain had een knappen jongen getrouwd zonder geld, die in 
't begin van 1809 stierf, haar twee heel jonge kinderen nalatend en veel 
schulden. Ze verkocht toen haar vaste goederen, op de hoeve van 
Toucques en de hoeve van Geffosses na, die hoogstens 5,000 franken 
rente opbrachten, en ze verliet haar huis te Saint-Melaine voor een 
voordeeliger, dat had toebehoord aan haar familie en gelegen was 
achter de hallen. Dit huis, met zijn leien dak, lag tusschen een open 
gang en een steegje, uitloopend op de rivier. Binnen struikelde men er 
over het hoog-en-laag der ongelijke vloeren. Een enge vestibuul 
scheidde de keuken van de zaal, waar mevrouw Aubain den dag lang in 
een rieten fauteuil bij het openslaand raam zat. Tegen het wit geverfde 
beschot stonden in een rij acht mahoniehouten stoelen. Een oude piano
torste, onder een barometer, een pyramide van opeengestapelde bussen 
en kartonnen doozen. Twee trijpen armzetels stonden ter weerszijden 
van den geel marmeren schoorsteen in stijl Louis XV. De pendule, in 
het midden, stelde een vestaalschen tempel voor,--en heel het vertrek 
rook wat duf, daar de plankenvloer lager lag dan de tuin. 
Op de eerste verdieping was, om te beginnen, de kamer van "mevrouw", 
zeer groot, met flets gebloemd papier behangen, en waarin zich het 
portret bevond van "mijnheer" in saletjonkersdos. 
Ze stond in verbinding met een kleiner vertrek, waar men twee 
kinderledikantjes zag, zonder matras. Dan kwam het salon, altijd 
gesloten, en vol meubels onder lakens. Een gang leidde vervolgens naar 
een studeerkamertje; boeken en paperassen vulden de planken van een 
bibliotheek-kast, welke langs drie zijden een groote zwart-houten 
schrijftafel omgaf. De twee achterpaneelen waren bedekt met 
penteekeningen, landschappen in waterverf en platen van Audran, 
gedachtenissen aan betere tijden en aan een vergane weelde. 
Een zoldervenstertje op de tweede verdieping verlichtte de kamer van 
Félicité, die uitzicht had op de weien. 
Heel vroeg stond ze op, om de mis niet te verzuimen, en ze werkte tot 's 
avonds zonder ophouden; dan, als het maal was afgeloopen, het 
vaatwerk opgeruimd, de deur goed gesloten, dekte ze het houtvuur met 
asch en dutte ze in voor den haard, den rozenkrans in de hand. Niemand 
bij loven en bieden zoo koppig als zij. En wat zindelijkheid aangaat, 
zóó blankgeschuurd waren haar braadpannen, dat ze de andere meiden 
de oogen verblindden. Zuinig als ze was, had ze de gewoonte heel 
langzaam te eten, en met den vinger pikte ze de broodkruimels van de 
tafel,--een brood van twaalf pond werd opzettelijk voor haar gebakken, 
en ze deed het daar twintig dagen mee. 
Winter en zomer droeg ze een katoenen halsdoek, met de punt in den 
rug vastgespeld, een muts die haar haren verborg, grijze kousen, een 
rooden onderrok, en over haar jak een boezelaar, zooals de 
ziekenzusters. 
Haar gezicht was mager en haar stem schel. Toen ze vijf-en-twintig 
was, zag men haar voor veertig aan. Na haar vijftigste viel, op haar 
uiterlijk, haar    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
