zijn zoete
druiven,
Moest van Liefdes spijze kluiven;
't Kind hield d' overhand
in 't perk[27]
Over menschen, Goden sterk,
Ving en schoot stadig
vol kwalen,
't Waar te lange om verhalen;
En, gelijk 't vermoeide
hert,
't Welk in strikken is verward,
En 's jagers list is beproevig[28],
Schreyet bittre tranen droevig,
Alzoo ook met tranen elk
Moest
vervullen Venus' kelk;
Deze schutter, naar zijn wenschen,
Trefte[29]
Goden ende menschen.
Den tijd, die (steeds onvermoeid)
Gedurig
voortvaart en spoeit,
Liet Hesperus[30] zien, terwijlen
Cupido
verschoot zijn pijlen;
D'avond dekte 's werelds oog,
't Weeldrig
kind van Pafos vloog,
Om zijn moeder te verzellen,
En zijn
avontuur vertellen;
Als Venus haar kind vernam,
Zij hem in haar
armen nam.
[Voetnoot 1: Als 't Westewindjen met de bloemen koost.]
[Voetnoot 2: De Grieksche Zonnegod.]
[Voetnoot 3: De Grieksch-Latijnsche naam van 't sterrebeeld de Stier.]
[Voetnoot 4: Aurora,'t morgenrood.]
[Voetnoot 5: de vergetelheid.]
[Voetnoot 6: _met heusche taal_.]
[Voetnoot 7: _Sprong op_.]
[Voetnoot 8: Anders _sierlijk_, _fraai_.]
[Voetnoot 9: Thans _mijn waarde zoon_.]
[Voetnoot 10: Thans _vangt aan_.]
[Voetnoot 11: _bezorgd_, _er op uit om_, _begeerig, belust_; 't laatste
ware dan ook wel zoo juist geweest, en 't eerste waarschijnlijk alleen
om het rijm gekozen.]
[Voetnoot 12: Naar den weggeslonken verbuigingsvorm; thans
_wilde_.]
[Voetnoot 13: _in tranen_.]
[Voetnoot 14: _Tot wreede kwelling_.]
[Voetnoot 15: _Sloeg open_, _ontvouwde_.]
[Voetnoot 16: _klaargemaakt_.]
[Voetnoot 17: De drie _Graciën_, _Bevalligheden_.]
[Voetnoot 18: _De zon_.]
[Voetnoot 19: _Voor zich op reis ging begeven_.]
[Voetnoot 20: _zacht windjen_.]
[Voetnoot 21: Thans (bij weggeslonken verbuigingsvorm) _korte_.]
[Voetnoot 22: _Naar den rij af_.]
[Voetnoot 23: De Grieksch-Latijnsche hoofdgod, die op den Olymp
zetelde].
[Voetnoot 24: Uit dit bijv. naamw. zou men een verwarring van den
God des rijkdoms (Plutus) met dien der onderwereld (Pluto)
vermoeden.]
[Voetnoot 25: _vol sluwheid_ (als de God van handel en dieven).]
[Voetnoot 26: Bacchus.]
[Voetnoot 27: _strijdperk_.]
[Voetnoot 28: _beproeft_, _ondervindt_.]
[Voetnoot 29: Verkeerdelijk voor trof.]
[Voetnoot 30: De avondster.]
Dedicatie
AAN DE JONKVROUWEN
VAN FRIESLAND EN
OVERIJSEL[1].
Als Venus goedertier[2] de liefd' ter werelt bracht,
Werd Jupiter
beroerd, die terstond alle Goden
In 's Hemels hoogste zaal liet dagen
door zijn boden,
Die aan dit kinds gedaant'[3] oordeelden, met
voordacht, Dat hij de menschen zoû beroeren met tweedracht;
Dies
zij bestemden[4] al dit dartel kind te dooden.
Venus dit haast[5]
vernam, is met haar kind gevloden.
En bracht het om te voên bij u, o
zoet geslacht!--
Dit kind hebdy[6] gevoed, geleerd, en bovendien
Met boog en pijlen straf gewapend en voorzien;
Het treft (naar uwen
wil) ons met zijn scherpe stralen[7], Dat wij, als zwanen droef, vóór
onzen ondergang,
Met een treurig geluid u bieden ons gezang;--
Jonkvrouwen! uw gezicht laat minlijk daarop dalen!
[Voetnoot 1: Onder dezen titel kwam dit klinkdicht in _Den Witten
verbeterden Lusthoff_ (Amsterdam bij Dirk Pietersz, in de Witte Persse,
1607) het eerst voor, en schijnt (naar Van Lenneps opmerking) uit een
handelsreis van den jongen Vondel naar beide provinciën geboren.
Later gaf hij het, onder zijne _Oude Rijmen_, met het opschrift _Aan
de Jonkvrouwen van Nederland_ uit.]
[Voetnoot 2: Thans de goede Venus.]
[Voetnoot 3: Uit de gestaltenis van dit kind wijselijk opgemaakt.]
[Voetnoot 4: _Bepaalden_; verg. over dit woord de juiste opmerkingen
van Mr. A. Bogaers in den _Taalgids_ IV, 1.]
[Voetnoot 5: _ras, spoedig._]
[Voetnoot 6: Saamgetrokken uit _hebt gij_ (of eig. gy.)]
[Voetnoot 7: _pijlen._]
Oorlof-Lied.[1]
(Op den toon: de rein liefde vierig.)
D'wijl Saturnus vluchtig, Die ons heeft vergaârd[2],
Ons nu scheiden
zuchtig[3] Doet, geheel bezwaard,
Neem ik met verlangen Oorlof aan
u, mijnen lust,
G'hebt mijn hart bevangen, Ik versmacht naar
pijnen-rust[4].
Doch hoewel wij scheiden, Met droefheid en pijn,
Ja, met tranig
schreiden[5], Zal uw zoet aanschijn,
't Welk mij heeft verwonnen
Door Cupido's schichten fel, Mij verheugen konnen, En mijn hart
verlichten wel.
Ja, mijn liefde krachtig, Die ik t'uwaarts draag,
Als Piram[6]
eendrachtig, Blijft u trouwe[7] staâg;
Dit zal ik doen blijken, Als die
liefd' bestrijdet mij, 'k Zal geenszins bezwijken voor den dood;
belijdet[8] mij.
Nooit minnaar gestadig Als ik, dijnen[9] knecht,
Mijn[10] Hero
weldadigh! Die uw haren vlecht
Als Diana cierig; Mij van gelijken
gerieft[11],
Groeit in liefd vierig! Troost mij laat blijken de liefd'!
Stort dijne gebeden, Als ik ben op reis,
Opdat ik met vreden Keer in
dijn paleis;
Bid Neptunus jonstig, Dat hij zij behoedig mij,
En
Aeool mij jonstig, Door Zefyr, voorspoedig zij.
Trouw als Penelope Mij, Ulysses, wacht!
Ik stel al mijn hope Op u,
dag en nacht;
Als Océaan woedig Het gantsche schip deyen doet,
Door golven onspoedig, Zal ik aan dij peizen vroed.
Lijdzaam wilt verwachten Mijn weêrkomst verheugd,
Met wankel
gedachten Maakt geen ongeneugt';
Geen Paris lichtvaardig, Ben ik,
zoo gij merken moogt,
Oënone waardig! mij een vreugds versterken
toogt[12].
Mijn Tempe verheven, Daar ik in vermei!
Mijn vreugd en mijn leven,
Wiens troost ik verbeî!
Wie kan mij aftrekken Van uw lieflijk wezen
zoet,
Gij kunt mij verwekken Door uw deugd geprezen goed.
Cyrce's tooverkruiden[13] Hoef ik zoeken niet,
In 't Noorden of
Zuiden, Met pijn en verdriet;
Gelijk Glaucus zwaarlijk[14] Om Scylla
veel pijnen leed, Gij troost mij eenpaarlijk[15] Zijt mijn medicijnen
reed!
Oorlof, mijn Princesse! Waardig om bespien,
Voor de laatste

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.