groeide best, al was het alleen in de lengte.
Dik vreesde, dat zijn wieg hem gauw te kort zou worden, en hij ergerde 
zich den ganschen dag aan de aanwezigheid van de baker. Daar had hij 
trouwens zijn goede redenen voor, want in den winkel was veel te 
snoepen, en daar hield vrouw Smul van. Telkens zag Dik, dat zij 
tersluiks iets in den mond stak, als zij even in den winkel moest wezen, 
en dat kon Dik niet uitstaan. Eens zag hij, dat zij bij de kistjes vijgen 
stond en er een handjevol uitnam, en hij besloot haar dat eens en voor 
goed af te leeren. Baker had hem niet gezien, en schrok dus niet weinig, 
toen hij eensklaps achter haar stond. Dik nam een grooten bak met 
stroop, dien zij onmogelijk met een hand kon vasthouden en zei: 
"Toe baker, help me even. Houd dien bak eens vast." 
Maar dat kon baker niet doen, want dan zou Dik zien, dat zij een hand 
vol vijgen had. Haastig draaide zij zich dus om en stak de vijgen met 
eene behendige beweging in haar mond, maar ongelukkig konden ze 
daarin haast niet geborgen worden, zooveel had zij er wel uit het kistje 
genomen. Zij moest den mond dus stijf dicht houden, wilde zij zich niet 
verraden. Toen greep zij den stroopbak met beide handen aan. Haar 
mond zat als 't ware volgepropt, tot groot vermaak van Dik, die een 
vriendelijk praatje met haar begon. 
"Wel baker," vroeg hij, "hoe zou het toch komen, dat de kleine 
Jan",--want zijn zoon heette Jan, naar zijn grootvader,--"dat de kleine 
Jan altijd zoo schreeuwt? Wat kan daar toch de reden van wezen?" 
Maar baker kon niet antwoorden vanwege de vijgen, die zij in den 
mond had. En er waren er te veel, dan dat zij ze had kunnen 
doorslikken. Kauwen durfde zij ook niet, want dan zou zij zichzelve 
dadelijk verraden hebben. Zij verkeerde nog in de heilige overtuiging, 
dat Dik niets van hare snoeperij had gemerkt. Zij zeide dus niets, maar 
haalde alleen de schouders op, ten teeken dat de reden van Jantjes 
geschreeuw haar totaal onbekend was. Doch met dat gebaar was Dik 
niet tevreden. 
"Neen baker, haal nu de schouders niet op," zei hij op ernstigen toon, 
"maar zeg mij liever kort en goed, wat er de oorzaak van is. Hij moet 
toch ergens met zooveel volharding om schreeuwen!"
Baker haalde nogmaals de schouders op, en Dik keek haar ernstig aan. 
"Scheelt er wat aan, baker? U trekt zoo'n raar gezicht," ging hij voort. 
"Heeft u pijn of zoo iets?" 
Baker schudde ontkennend met het hoofd, maar het angstzweet brak 
haar uit, want de vijgen in haar mond begonnen haar verschrikkelijk 
zwaar te liggen, en zij kon haar mond bijna niet meer dicht houden. Zij 
kneep de lippen wanhopig stijf op elkander en liet den zwaren 
stroopbak haast vallen. 
Dik had de grootste pret, en ging plagend voort: 
"Heeft u kiespijn, baker?" 
Baker schudde alweer van neen. 
"Of buikpijn?" 
Nogmaals hetzelfde gebaar. 
"U lijkt wel stommetje te spelen, baker. Ik geloof, dat ik den dokter 
voor u moet halen." 
De baker slaakte een diepen zucht, maar wilde blijkbaar niets van een 
dokter weten. Zij schudde heftig van neen. 
"Maar zeg dan toch wat, baker! Zulk zwijgen is om er tureluursch van 
te worden. Of kan u niet spreken?" 
De baker zei nog niets, maar keek wanhopig naar den zolder. 
"Doe uw mond eens open, baker," ging Dik zonder medelijden voort, 
en hij pakte haar kin tusschen vinger en duim. Maar nu werd het baker 
te erg, en zij begreep, dat Dik heel goed had gezien, dat zij van de 
vijgen gesnoept had. Zij zette den stroopbak haastig neer en verliet in 
allerijl den winkel, terwijl Dik het uitschaterde van pret, omdat hij haar 
zoo geducht te pakken had gehad. Zij dorst den "baas" den geheelen 
dag niet meer aankijken van schaamte, en zij had nog grooter hekel aan
hem dan vroeger, toen hij haar klompen vol water had geschept. 
Maar haar snoeplust leerde zij er niet mee af. Die kwaal was bij haar te 
veel ingekankerd. 
Dat bleek Dik, toen zijn zoontje een dag of acht oud was. In den winkel, 
achter een van de toonbanken, was een luik, waaronder zich de kelder 
bevond. Dik was in dien kelder, toen de winkelschel ging, maar de 
baker wist niet, dat Dik daar was. Zij kwam in den winkel en zag daar 
den loopjongen van den banketbakker, die eene heerlijke roomtaart 
kwam brengen, een geschenk van Piet van Dril en diens vrouw. Ha, de 
neusvleugels van vrouw Smul trilden van begeerte. Na haastig om zich 
heen gekeken te hebben, of zij wel alleen was, lichtte zij behendig het 
deksel van de doos en genoot van den heerlijken aanblik, dien de 
verrukkelijke taart opleverde. 
Dik kwam langzaam    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
