koning werd krachtig geprikkeld door het 
denkbeeld van de grootheid, die Spanje's deel zou worden, wanneer 
men in het doen van ontdekkingen en in het verkrijgen van aanzienlijke 
winsten slaagde. Dan zou Spanje een overwicht over alle volken 
hebben. Maar Ferdinand was zeer angstvallig en traag in 't besluiten. 
Hij riep een Raad van de geleerdste mannen uit Spanje bijeen, om een 
onderhoud met Columbus te hebben, zijn plannen aan een nauwkeurig
onderzoek te onderwerpen en hem verslag van hun bevinding te doen. 
De bijeenkomst had in het dominicaner klooster van St. Stephanus, te 
Salamanca, plaats. De vergadering, op koninklijk bevel bijeen, was 
door het aanzienlijk ledental indrukwekkend. Zij bestond uit 
hoogleeraren, uit de hoogste waardigheidsbekleeders in de kerk en 
staatslieden van den eersten rang. Ieder gewoon mensch zou er tegen 
op hebben gezien, om voor zulk een schaar van de geleerdste 
sterrekundigen en wereldbeschrijvers te verschijnen. Columbus was blij, 
dat hij gelegenheid kreeg zijn plannen, van welker deugdelijkheid hij 
overtuigd was, voor te dragen aan wetenschappelijke mannen, die hem, 
hieraan twijfelde hij niet, hun bijval zouden schenken. 
Maar spoedig ontdekte hij tot zijn groot verdriet, dat zelfs in het 
gemoed van de geleerdste mannen, vooroordeel en bijgeloof over de 
macht van het verstand kunnen zegevieren. De wijsgeeren en ook de 
geestelijkheid voerden bewijzen tegen hem aan, die nu den spotlust 
zelfs van de eenvoudigsten zouden opwekken. De volgende woorden 
van Lactantius werden aangehaald, omdat zij Columbus' bewering van 
de rondheid der aarde zegevierend weerlegden. 
"Zou er iemand zoo dwaas wezen te gelooven, dat er tegenvoeters zijn, 
menschen, die met hun voeten omhoog en met hun hoofd naar beneden 
loopen? Dat er een deel van de aarde bestaat, waar alles 't onderstboven 
staat; waar de boomen met de takken naar beneden groeien, en waar het 
regent, hagelt en sneeuwt van den grond af naar boven toe? Het 
denkbeeld, dat de aarde rond zou zijn, heeft de fabel van de 
tegenvoeters in de wereld gebracht; want toen deze geleerden eenmaal 
op den dwaalweg waren, verkondigden zij nog meer ongerijmdheden, 
waarvan zij de een met de ander verdedigen." 
Men verklaarde de plannen van Columbus voor onverstandig, en achtte 
ze tevens in strijd met de Schrift. Vol te houden, dat er aan den anderen 
kant der aarde menschen woonden, was, werd gezegd, afbreuk doen 
aan de geloofwaardigheid van den bijbel. Volgens dit boek stamden 
alle aardbewoners van Adam af, derhalve was het onmogelijk, dat 
sommigen zoo ver zouden hebben kunnen trekken.
Maar al nam men aan, zoo werd beweerd, dat de aarde rond was, en dat 
een schip aan de andere zijde zou kunnen komen, dan zou het toch 
nooit terugkeeren, daar er geen wind kon zijn, sterk genoeg, om het 
over die onmetelijk groote ronding terug te kunnen brengen. 
Deze godgeleerde en wijsgeerige betoogen beantwoordde Columbus 
met er waarheden tegenover te stellen, waarmee heden ten dage zelfs 
de ongeletterdste vertrouwd is. Ofschoon de vergadering een ongunstig 
verslag uitbracht, waren er toch vele leden, die door de woorden van 
Columbus zeer getroffen waren. Tot dezen behoorde Diego de Deza, de 
latere aartsbisschop van Sevilla. Hij ondersteunde, hoewel vergeefs, de 
zaak van Columbus zooveel in zijn vermogen was. De meerderheid gaf 
te kennen, dat het zoowel onwaar als kettersch was aan te nemen, dat er 
land zou te vinden zijn, als men van Europa naar 't Westen zeilde. Zulk 
een verslag werd door een vergadering van de geleerdste mannen nog 
maar vierhonderd jaren geleden uitgebracht. 
 
TWEEDE HOOFDSTUK. 
EERSTE REIS. 
De teleurstelling over den uitslag van de Vergadering te Salamanca was 
bitter voor Columbus. Maar toch was het plan er door bekend 
geworden, zoodat er allerwege in Spanje over gesproken werd. Stond 
de ongelukkige avonturier ook al aan allerlei spotternij bloot, er waren 
ook velen, menschen van naam en groote bekwaamheid, die zich 
overtuigd hielden, dat zijn vermoeden niet met een grimlach behoorde 
beantwoord te worden. 
Terwijl dit belangrijk vraagstuk besproken werd, beschouwde men 
Columbus als iemand, die bij het gezantschap aan het hof behoorde. 
Het was een tijdperk van groote staatkundige beweging. Alle 
gemoederen waren vervuld met den hardnekkigen oorlog tegen de 
Mooren, die nog maar altijd voortgezet werd. Gedurende den zomer 
van 1487 bevonden de koning en de koningin zich bij het leger, om het 
gedenkwaardige beleg van Malaga te voeren. Wegens zijn groote
lichaamsgestalte, kon men Columbus overal zien, maar tevens, dat hij 
in gepeins, en bijna hopeloos van de eene tent naar de andere liep, en 
telkens, als hij een luisterend oor vinden kon, met zijn verzoek voor 
den dag kwam. Er lag iets treffends in het voorkomen van dezen 
grooten man, in eenvoudig gewaad, maar tevens met waardige houding, 
wanneer hij, te midden van dat militaire praalvertoon, zich zwijgend 
voortbewoog. 
Toen Malaga zich in September overgegeven had, keerde het hof naar 
Cordova terug. Achttien maanden lang trok het telkens heen en weer,    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.