hier een zuiverder en frisscher lucht in te 
ademen. Zeker is het George-meer met zijne vele groene eilandjes, 
mooi, zeer mooi zelfs; maar ik ben er niet zoo verrukt van als de 
Amerikanen, die niet aarzelen, het boven de schoonste zwitsersche 
meren te verheffen, en die het den eersten rang toekennen onder de 
meren der gansche wereld. Men zou het eerder met de meren uit 
Zweden kunnen vergelijken, als de bergen wat hooger waren en--wat 
weer bij de laatstgenoemde ontbreekt--hier staan de gezellige 
levendigheid van de oevers en de vele aanlegplaatsen toe, om tal van 
aardige amerikaansche dames in vroolijk zomertoilet eens op te nemen. 
De vaart over het George-meer duurt ongeveer drie uren. Aan het 
noordelijk uiteinde wacht ons een trein. In twee minuten heeft de 
ontscheping zonder moeite en zonder geraas plaats gehad, ik heb geen 
orders hooren geven en geen stoomfluit gehoord. Het is een wonder! 
Een kwartier later geschiedt het tegenovergestelde, de overgang uit den 
trein in de boot, aan 't zuidelijk einde van het Champlainmeer, te
Ticonderoga. Daar staat ook een historisch fort, waarvan de 
overblijfselen op een naburige rots liggen, die haren naam aan het 
kleine stadje, punt van vertrek der booten, heeft gegeven. 
Het eerste gedeelte van het Champlainmeer is nog al aardig; maar 
weldra wordt het meer breeder, de oevers worden lager, en het water 
neemt eene gele kleur aan. De landstreek is niet meer, zooals bij het 
George-meer, een uitspanningsoord, maar eenvoudig een 
landbouwgebied, afgesloten in de verte door mooie blauwe bergen, de 
Adirondacks. 
Om vijf uur wordt er aangelegd op den rechteroever, te Burlington, de 
volkrijkste stad uit den staat Vermont; veel fransche Canadeezen zijn in 
die belangrijke industriestad gaan wonen. 
Twee uren later verlaat ik de stoomboot, om per spoor verder naar 
Plattsburg te gaan. De grens van Canada passeeren we te Rouse's Point 
en om elf uur 's avonds ben ik in een fransch hotel te Montreal 
geïnstalleerd. 
Ik kende Montreal reeds, door mijn bezoek in 1876, op mijne eerste 
reis naar Amerika. De bevolking, die in het begin dezer eeuw 
nauwelijks 9000 inwoners bedroeg, werd toen op 120000 geschat en nu 
is ze reeds tot 200000 gestegen en neemt nog voortdurend snel toe. 
De stad, die gebouwd is op een eiland, door de Sint-Laurens en een arm 
van de rivier Ottawa gevormd, ligt op den linkeroever van den grooten 
stroom in eene vruchtbare vlakte, aan den voet van den Mont Royal, 
waarnaar de stad is genoemd en dien men tegenwoordig langs een 
spoorwegje kan bestijgen. Van den top af heeft men een prachtig 
gezicht op de stad, welker daken en torens in de zon schitteren, en op 
de Sint-Laurens, die vele kilometers breed is met hare groene eilandjes 
en de vruchtbare velden langs de oevers. 
Zeker zou men met genoegen vele dagen in de mooie stad Montreal 
kunnen doorbrengen, waar de meerderheid der bewoners Fransch 
spreekt en waar men bij elke schrede aan Frankrijk, het "oude land", 
zooals de Canadeezen zeggen, wordt herinnerd. Maar ik had mij 
voorgenomen, op mijn terugweg op nieuw Beneden-Canada te 
bezoeken en ik maakte mijne toebereidselen, om nog denzelfden avond 
te vertrekken. 
Mijn eerste visite gold den heer Beaugrand, oud-burgemeester van 
Montreal, een gewaardeerd schrijver van romans en reisverhalen; nu is
hij redacteur van de _Patrie,_ een der meest gelezen fransche dagbladen 
in Canada. Ik werd allervriendelijkst door hem ontvangen. Daarna 
bezocht ik den heer Schwoob, consulair agent voor Frankrijk, die met 
buitengewone voorkomendheid zich onmiddellijk te mijner 
beschikking stelde, om mij aan den superintendent van de Canadian 
Pacific, den heer Mac Nicoll, voor te stellen. De laatste gaf mij een 
introductiebrief mee voor alle employés langs de onmetelijke lijn, 
waarover hij het oppertoezicht heeft. Ik maak van de gelegenheid 
gebruik om mijn kaartje te koopen, dat tot Victoria 75 dollars kost; 
voor twintig dollars buitendien krijg ik een bed in de sleeping car, welk 
gemakkelijk ingericht rijtuig ik dan ook overdag mag gebruiken en 
mijn kaartje is unlimited, dat wil zeggen, dat ik onderweg mag 
uitstappen, en overal, waar 't mij goed dunkt, zoolang mag blijven, als 
ik wil. 
Ik had ook nog tijd, den heer Mercier te bezoeken, den Aljaska-reiziger, 
die mij zeer bruikbare inlichtingen gaf over de streken, die ik dacht aan 
te doen. 
Intusschen is het uur van vertrek gekomen. Om 8 uur installeer ik mij 
met mijne lichte bagage in den _parlour-car_, de Yokohama. De 
gereserveerde rijtuigen hebben namelijk, evenals stoombooten, ieder 
eenen naam. Ik heb niet veel medereizigers; de eerste indruk is 
uitmuntend. 
De canadasche pacific-spoorweg is de jongste trans-continentale lijn in 
Amerika en zij is inderdaad een wonderwerk. In 1875 is men ermede 
begonnen, maar eerst sedert 1880 is men er vlug mee voortgegaan, toen 
de regeering op het gelukkig denkbeeld kwam, den aanleg aan eene 
bijzondere maatschappij te gunnen. Zoo kon vijf jaar voor den 
voorgeschreven    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
