Herfsttij der Middeleeuwen | Page 3

Johan Huizinga
Armagnac [3].
Van een diep roerende werking moeten ook de processies zijn geweest. Wanneer het
bange tijden waren, en die waren het dikwijls, liepen ze soms dag aan dag, weken
achtereen. In 1412, zoodra men te Parijs wist, dat de koning zich op vijandelijk gebied
bevond, werden er dagelijksche processies verordend, die van eind Mei tot in Juli
duurden, telkens van andere groepen, orden of gilden, langs andere wegen, met andere
relieken: "les plus piteuses (aandoenlijke) processions qui oncques eussent été veues de
aage de homme." Allen liepen barrevoets en met nuchtere maag, de heeren van het
Parlement zoogoed als de arme burgers, elk die kon met een kaars of een toorts; er waren
steeds veel kleine kinderen bij. Ook uit de dorpen rondom Parijs kwamen de arme
landlieden blootsvoets van ver geloopen. Men ging of keek het aan "en grant pleur, en
grans lermes, en grant devocion." En bijna al die dagen regende het hard [4].
Dan waren er de vorstelijke intochten. En in nooit onderbroken veelvuldigheid de
terechtstellingen. De wreede prikkeling en de grove verteedering van het schavot waren
een gewichtig element in de geestelijke voeding van het volk. Het was kijkspel met
moraal. Tegen gruwelijke rooverijen verzon de justitie gruwelijke straffen; een jonge
brandstichter en moordenaar wordt te Brussel met een ketting, die aan een ring om een
staak kan draaien, binnen een kring van brandende takkebossen geplaatst. Hij stelt
zichzelf aan het volk in roerende woorden ten voorbeeld, "et tellement fit attendrir les
coeurs que tout le monde fondoit en larmes de compassion." "Et fut sa fin recommandée
la plus belle que l'on avoit oncques vue" [5]. Messire Manssart du Bois geeft niet alleen
den beul gaarne de vergiffenis, die deze hem vraagt, maar verzoekt hem, hem te kussen.
"Foison de peuple y avoit, qui quasi tous ploroient à chaudes larmes" [6]. Dikwijls waren
het groote heeren; dan genoot het volk de voldoening over het strenge recht en de
ernstige vermaning over de wisselvalligheid van aardsche grootheid levendiger, dan
eenig geschilderd exempel of doodendans het hun geven kon. De overheid zorgde, dat
aan den indruk van het schouwspel niets ontbrak: in de teekenen van hun grootheid deden
de heeren hun droevigen tocht. Jean de Montaigu, grand maître d'hôtel van den koning,
slachtoffer van den haat van Jan zonder Vrees, rijdt naar het schavot, hoog op een kar
gezeten, twee trompetters vooruit; hij draagt zijn staatsiekleed, kaproen, houppelande en
hozen half wit half rood, en gouden sporen aan de voeten; met die gouden sporen hangt

het onthoofde lijk aan de galg. De rijke kanunnik Nicolas d'Orgemont, le Boiteux
d'Orgemont genoemd, wordt in een vuilniskar door Parijs gevoerd, in een grooten
violetten mantel en kaproen, om de onthoofding van twee genooten aan te zien, vóór hij
zelf veroordeeld werd tot levenslange opsluiting "au pain de doleur et à eaue d'angoisse".
Het hoofd van maître Oudart de Bussy, die een plaats in 't Parlement geweigerd had,
werd op bijzonderen last van Lodewijk XI weer opgegraven en in een scharlaken kaproen
met bont gevoerd "selon la mode des conseillers de parlement" op de markt te Hesdin
tentoongesteld, met een verklarend rijmpje. De koning zelf schrijft over het geval met
grimmige grappigheid [7].
Zeldzamer dan de processies en de terechtstellingen waren de preeken van de reizende
predikers, die af en toe het volk kwamen schokken met hun woord. Wij krantenlezers
kunnen ons nauwelijks meer de geweldige werking van het woord op een onverzadigden
en onwetenden geest voorstellen. De volksprediker broer Richard, die als biechtvader
Jeanne d'Arc heeft mogen bijstaan, preekte te Parijs in 1429 tien achtereenvolgende
dagen. Hij begon des morgens om vijf uur en eindigde tusschen tien en elf uur, meest op
het kerkhof der Innocents, onder welks galerijen de beroemde doodendans geschilderd
stond, met den rug naar de open knekelhuizen, waarin, boven de booggang rondom, de
schedels voor het gezicht lagen opgestapeld. Toen hij na zijn tiende preek meedeelde, dat
het de laatste zou zijn, daar hij geen verlof voor meer had, "les gens grans et petiz
plouroient si piteusement et si fondement, comme s'ilz veissent porter en terre leurs
meilleurs amis, et lui aussi." Als hij eindelijk Parijs gaat verlaten, meent het volk, dat hij
den Zondag nog te St. Denis zal preeken; in groote troepen, wel zes duizend, zegt de
burger van Parijs, trekken zij Zaterdags-avonds uit de stad, om zich een goede plaats te
verzekeren, en overnachten op het veld [8].
Ook aan den franciscaan Antoine Fradin werd te Parijs het preeken verboden, omdat hij
hevig uitvoer tegen de slechte regeering. Maar juist daarom was hij het volk lief. Zij
bewaakten hem dag en nacht in het klooster der Cordeliers; de vrouwen stonden er op
wacht, met haar munitie van asch en steenen gereed. Om de proclamatie, die deze wacht
verbiedt, lacht men: de koning weet er
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 187
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.