De Ziekte der Verbeelding | Page 2

Hendrik Conscience
zijn rug gekromd en zijn aangezicht doorploegd met diepe
rimpelen. Ofschoon zijne oogen nog levendig waren, gaf de dikheid
zijner lippen--iets ongewoons in zulken ouderdom--hem een zonderling
voorkomen van eenvoudigheid of van bekrompenheid des geestes.
"Peternelle, is Nox nog niet gekomen om mij te roepen?" vroeg hij,
zijne spade ten gronde zettende.
De vrouw schudde ontkennend het hoofd.
Deze stilzwijgendheid scheen den ouden hovenier niet te behagen, want
hij liet zich grommende op eenen stoel vallen en hief de handen in de
hoogte, als om den hemel zijn droevig lot te klagen.
En oogenblik daarna zeide hij:
"Maar Peternelle, bezie de klok, het gewone uur is voorbij. Zou er
mijnheer wel een ongeluk overkomen zijn? O, mijn God, indien wij
hem eens onverwachts dood vonden?"

"Om Gods wil, laat mij bidden," morde de vrouw.
"Het is niet meer om uit te staan!" riep de man. "Ik verga van angst en
schrik, en kan nog geen enkel woordje tot troost of versterking
bekomen. Peternelle, Peternelle, gij zult zeker in eenen visch
veranderen, als gij dood zijt. Ik zou kunnen boos worden, in de
gedachte dat gij het doet om mij te plagen, maar neen, neen, gij hebt er
geene schuld aan, mensch lief, het is eene vermaledijding, die op
Wildenborg ligt. Sedert den ijselijken nacht heeft alles hier de stem
verloren. Onze vorige koe bulkte niet meer, en onze nieuwe was nog
geene twee maanden hier, of zij had hare beestentaal geheel vergeten.
Onze eenden kwaken niet eens in vijftien dagen, of het dreige te
regenen of niet. Geen vogel op Wildenborg, die piept of zingt! Ik ben
niet doof; ik hoor den vink wel, die zingt in den appelboom; maar het is
een trekvogel. Blijft hij in deze vermaledijde streek, dan zal hij haast
voor altijd zijn liedje vergeten. Evenals gij, Peternelle, die eertijds den
mond geene minuut kondet gesloten houden, en nu onmeedoogend mij
dwingt, altijd zoo troosteloos alleen met mij zelven te spreken."
De vrouw haalde de schouders op met eene uitdrukking van ongeduld
en medelijden.
Den rug tot haar keerende, morde de oude man in zich zelven:
"Neen, neen, ik blijf niet hier; ik zal den schrikkelijken dag niet
afwachten. Er gebeuren nu reeds zulke akelige dingen op Wildenborg!
Wat zal het zijn, als de zwarte man.... Onze Lieve Heer beware alle
Christenmenschen, en bovenal den armen Jakob Mispels met zijne
onnoozele vrouw!... Mijn rampzalige meester! zoo jong moeten sterven,
en welken dood, o hemel! Dit komt er van, als de mensch meer wil
weten dan God toe laat en boeken leest, die vol verbodene geheimen
staan. Het hart zakt mij in de schoenen en mijn haar rijst te berge, als ik
er aan denk. De donder heeft reeds eens in den schromelijken nacht het
kasteel opengescheurd. Zal het ditmaal niet door den grond zinken met
allen, die het bewonen? Het kost mij veel, op het einde van mijn leven
mijnen dienst te verlaten; maar ik wil niet wachten, totdat de zwarte
man ons hier den nek kome breken. Neen, neen, ik vlucht weg van
Wildenborg; want men kan toch niet...."

Peternelle eindigde haar gebed met een kruis. Een holle, pijnlijke zucht
welde op uit hare beklemde borst.
De hovenier, door dezen vreemden klank met plotselijken schrik
geslagen, keerde zich om, hief de handen in de hoogte en riep bevend:
"God beware ons, Peternelle! De zwarte man staat onzichtbaar in de
kamer!"
"O, wat gebeurt u, Jacob?" kreet de vrouw verschietend. "Hebt gij iets
gezien?"
"Ik heb niets gezien," was het antwoord; "maar ik hoorde achter mij
eenen heeschen zucht gelijk de stem van Nox. Hij is dus tegenwoordig
in deze kamer, zonder dat wij het wisten!"
"Maar ik zelve heb dien zucht gelaten, ik ben een beetje verkouden."
"Gij zijt het, die hebt gezucht, Peternelle? Wel zeker?"
"Geheel zeker. Ach Jacob, waarom maakt gij mij dus altijd nutteloos
vervaard?"
"Uw zwijgen maakt mij vervaard."
"Waarom zou ik spreken, Jakob? Gij zegt niets dan dwaasheden, die
mij doen verschieten of mij vervelen. En wat kan spreken ons helpen?
Bidden, bidden alleen is het redmiddel, indien er nog een redmiddel
bestaat."
"Ja, en kruisen maken. Hadden wij met eenen gewonen geest te doen,
ik zou hopen, dat wij hem door dit middel zouden kunnen overwinnen;
maar, Peternelle, staat er niet een groot kruis in de kamer, waar hij alle
nachten slaapt? Het is te zeggen, indien hij slaapt. Neen, neen, het beste
is, van Wildenborg te vertrekken, vooraleer de noodlottige dag
verschijne. Indien onze ongelukkige meester moet ... moet sterven, wij,
zwakke schepsels, kunnen het toch niet beletten; en ik gevoel mij niet
den minsten lust om hem naar de andere wereld te vergezellen. Willen

wij heden nog onzen dienst opzeggen, Peternelle?"
"Foei, welk afschuwelijk voornemen is dit!" sprak de oude vrouw met
verontwaardiging. "Wij, die, om zoo te zeggen, van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 54
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.