De Edda

Frans Berding
De Edda

The Project Gutenberg EBook of De Edda, by Frans Berding This
eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no
restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
under the terms of the Project Gutenberg License included with this
eBook or online at www.gutenberg.net
Title: De Edda
Author: Frans Berding
Release Date: July 5, 2004 [EBook #12822]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE EDDA
***

Produced by Solar Korenwolf en Jeroen Hellingman

De Edda
Nederlandsche bewerking van
Frans Berding
MCMXI

Inhoudsopgave
Godenliederen De Zending van Skirnir Hoe Dagdrager Goudvreugde
verwierf Hoe Thonarr zijn hamer terug kreeg Dwerg Weetal wil vrijen
De Roof van den Regendrank Godentwist Vermomde en Roodspeer
Hymirs Ketel Het Feest bij Egir Wodan bij de Waarzegster Het
Vóórspellied Billings Dochter Wodan bij Stormsterk De Wereldzang
der Wichelares Een Lied voor Herleving Wodans Runenlied Hoe de
Standen ontstonden Heldensagen De Welandsage Helgi, Zwaardwachts
zoon Helgi, die Honding doodde De Siegfriedsage Goedroen Ortroens
klacht De Zang bij den molen Werklaring van Werk en Inhoud

GODENLIEDEREN
De Zending van Skirnir
Freyer, de zoon van Njord, zat in zijn hooggelegen lichtpaleis, en zag
over alle werelden heen. Hij zag neer op Vratenland, waar de ruige
reuzen van den winter wonen, en zag er een mooi meisje, dat juist uit
het huis van haar vader naar het verblijf van de vrouwen ging. Toen
werd hij plotseling zeer ziek in zijn ziel.
Skirnir, de drager van het licht, was Freyer's trouwe dienaar. Hem
vroeg Njord, dat hij met Freyer spreken zou. Toen zeide Skadi, de
vrouw van Njord:
--"Skirnir, ga heen, en tracht van onzen zoon te hooren wat hem hindert,
vraag hem waarom hij zoo stom en zoo star staart."
Toen ging Skirnir naar Freyer. Hij wilde van hem weten, waarom hij
alle de dagen zoo eenzaam zat in de lange zaal van zijn zonnezilveren
huis.
En Freyer vertelde hem het niet te lenigen leed van zijn hart:

--"Wel straalt het alfenrad licht door de donkere dagen, maar het lange
verlangen van mijn liefde laat het leeg. In het verblijf van den
winterreus Gymir heb ik een meisje gezien:--haar blanke armen gaven
een glans aan golven en wolken als van schitterende sneeuw. Meer dan
ooit een man een meisje beminde heb ik haar lief. Maar geen van de
geesten gunt ons bij elkander te komen."
Toen stormde Skirnir op Freyers rennende ros, en met zijn stralende
zwaard gewapend, door den rossigen nevel van den eindigenden nacht.
Hij stormde naar het land van de reuzen en kwam voor Gymirs verblijf.
Daar waren woedende honden gebonden voor de opening van het
houten hek, dat Gerda's zaal omgaf. Skirnir reed naar den heuvel, waar
de wachter zat, die alle wegen bewaakte en op de honden paste. Hij
vroeg hem, of hij bij Gerda binnenkomen kon,--maar de wachter
weerde hem af. Gerda echter, die door Skirnirs razenden ren, waar de
aarde en alle gebouwen van beefden, en door de stemmen der
twistenden in haar rust was gestoord, liet Skirnir bij zich komen en
bood hem een gastvrijen dronk.
Elf gouden appels wilde Skirnir haar geven, en den negenvoudigen,
gouden ring, dien Wodan op den brandstapel van Balder wierp, als zij
Freyer meer dan alle mannen wilde beminnen. Met de scherpe snede
van zijn zonnestraal-zwaard zou hij haar het hoofd afhouwen, wanneer
ze niet gewillig was. Maar Gerda wilde de elf gouden appels voor de
liefde van een man niet nemen, en in den grond van Gymir had zij goud
genoeg. Voor Skirnirs bedreiging beefde zij niet.
Toen zeide haar Skirnir:
--"Zet u neder, en hoor wat jammer en smarten en winterwee ik zal
noemen. De woede van Wodan zal u omvatten en hevig zal de haat van
Freyer zijn. Met den tooverdoorn zal ik u treffen, die groeide in het
wilde woud: gij zult verstard zijn en verstijfd, en geen oog zal u
aanschouwen. Met driekoppige draken zult gij samenleven, altijd
gedrukt onder de droefheid zijn. Verdor als de distel in de woning van
de winterreuzen,--vreugde zij u vreemd.
Hoort het, Vraten, gij winterreuzen, hoort, zonen van Zwelger, gezellen

van goden, hoort hoe ik gemeenschap met mannen en ieder beminnen
van dit meisje verban. IJsgrim, den reus, zal ze volgen als vrouw naar
de poort van de dooden. Drie runen sneed ik in drie berketakken;
onmacht, woede en ongeduld;--zooals ik ze insneed, snijd ik ze af,
wanneer het mij goeddunkt."
Luide riep toen Gerda:
--"Heil u, zoon van helden. Neem den ijskelk die van liefdedrank vol is.
Nooit dacht ik te dulden, dat een van de Wanen mij werven kwam.
Bloesemenland, dat wij beiden kennen, is een windstil woud: daar zal
na negen nachten Gerda vol vreugde de vrouw zijn van Freyer."
Toen reed Skirnir
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 61
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.