Zonnestralen in School en Huis | Page 2

Henr. Dietz
was alles ook precies zoo gebleven. Zoo wou
de prinses het. Geene plaat mocht in het kamertje verhangen worden,
bijna mocht er geen stoel worden verzet. De kamer met de
boekenkasten vol sprookjesboeken was er ook nog. Wat deed de
prinses nu? Niet elken dag, maar heel dikwijls ging ze met een
sprookjesboek onder den arm naar het torenkamertje, altijd in het
schemeruur. Dan stak ze al de lampjes aan, schoof het gordijn voor de
deur en vlijde zich in een gemakkelijken vouwstoel, net als toen ze nog
een klein meisje was. Dan las ze, las ze al de sprookjes die haar vroeger
verteld waren. Weer had ze schik, maar toch lang niet zooveel als
vroeger. Vertellen vond ze veel mooier dan lezen. "Hè," zei de prinses
dikwijls, "wat was dat toch een heerlijke tijd, toen ik elken dag hoorde
vertellen. Ik zou wel willen, dat die tijd nog eens weerom kwam. Ik ben
toch zoo dol op sprookjes."--"Weet je wat," zei de koning, "ik zal je
nog eens naar de sprookjesfee brengen."--"Hè, ja, Vader," zei de
prinses, "doe dat maar. Ik wil toch zoo graag eens naar het oosten
reizen. Daar woont immers de sprookjesfee?"--"Ja," zei de vader, "de
sprookjesfee woont in het oosten, in het land van zonneschijn en
bloemen. Maar--ik weet niet precies waar."--"O, dat is niets, dat
kunnen we wel vragen," riep de prinses. "Toe, Vader, wanneer gaan we
op reis?"--"Ho, eens," zei de vader, "bedaard, ik heb het nu veel te druk
met de zaken. Maar zoodra ik tijd heb, zal ik je waarschuwen. Dat
beloof ik je."

Wat viel de prinses het wachten moeilijk! Eindelijk op een' morgen zei
de koning: "Nu maar den koffer gepakt, morgen reizen we." En den
volgenden morgen waren Vader en dochter op weg. Hoe lang ze wel
reisden, voor ze in 't land van de sprookjesfee kwamen, en hoe lang ze
wel zochten en vroegen, voor ze wisten, waar de fee woonde, weet ik
niet. Eindelijk werd hun een bosch aangewezen: daarin moest het huis
van de tooverfee zijn.
Heel, heel diep in het bosch, ja, daar stond het. 't Was een klein, wit
huisje, rondom met klimop begroeid. Een dwergje deed de deur open.
Ze werden in eene kamer gelaten vol zonneschijn en bloemengeur. De
fee kwam binnen. Och, wat eene lieve oude fee was het: een gezicht,
zoo vriendelijk, een wit kanten mutsje op, daaruit kwamen de aardigste
grijze krulletjes kijken. Zacht grijze oogen en eene stem, zoo zacht, zoo
prettig te hooren, net muziek, dacht de prinses. Nu vertelde de koning,
dat de prinses van klein af altijd zoo dol op sprookjes geweest was, dat
ze den heerlijken sprookjestijd nog nooit vergeten kon, dat ze zoo'n
verlangen had, om eens éénmaal door de sprookjesfee te hooren
vertellen en dat ze nu heel ver gereisd waren in de hoop, dat de fee wel
zoo vriendelijk zou willen zijn..... En terwijl de vader sprak, zag de
prinses de fee smeekend aan.
Toen zei de fee: "Kijk, dat vind ik aardig, dat je zoover gekomen bent,
om mij eens te hooren vertellen. Zeker wil ik het. Ga maar zitten en zie
me goed in de oogen. Kijk ik begin al: 'Er was eens.....'" En de lieve
muziek-stem klonk door de zonnige kamer, en de prinses hoorde de
stem, maar ze zag de kamer niet. Ze zag alleen de oogen van de lieve
oude grijze fee, en in die oogen zag ze paleizen en prinsen en dieren en
bloemen en reuzen en dwergen. Toen de stem zweeg, zuchtte de prinses.
Toen viel ze de fee om den hals, en ze kuste haar en fluisterde: "Dank!
dank! zulk vertellen heb ik nooit eerder gehoord. Ik zou wel een heelen
dag willen luisteren en een' nacht er bij." De fee glimlachte: "Kom
morgen weer," zei ze. "Mag ik, lieve fee, mag ik, Vader?" vroeg de
prinses. De fee knikte, en de vader knikte, en den volgenden dag zat de
prinses weer met kloppend hart te luisteren, en ze vond de tweede
vertelling nog mooier dan de eerste.

Nog eens kwam de prinses bij de fee, en ze vond de derde vertelling
mooier dan de tweede. Toen moest de prinses afscheid nemen; de
koning had het te druk om langer uit te blijven, die moest weer naar
zijn volk, die moest zijn land regeeren. De prinses gaf de fee de hand.
Ze had de tranen in de oogen. "Ik zal U nooit vergeten, lieve fee," zei
ze. "Ik ben heel dankbaar en heel tevrêe; maar o, ik wou dat U mijne
grootmoeder was, dan kon ik nog veel langer bij U blijven. Dan mocht
ik bij U logeeren....." "Weet je wat," zei de fee, "blijf eene poos bij mij.
Voor drie vertellingen zoo ver te reizen is toch ook wel wat erg."--"O,
Vadertje," smeekte
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 107
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.