schandelijks. 
Zulke meeningen zijn niet louter dichterlijke en literaire overdrijvingen. 
Zij weerspiegelen opvattingen die werkelijk in de voorstelling veler 
menschen leven. De vraag, wat liefde is en wat zinnelijkheid,
beantwoordt men zich algemeen in dezen zin, dat de liefde louter een 
reine gemeenschap der zielen schept, en dat de zinnelijkheid alleen 
vleeschelijk genot, lichamelijken wellust zoekt en beoogt. Deze 
opvattingen beheerschen vrij algemeen de denkbeelden omtrent het 
leven der sexen en zij hebben op de sexueele zeden een zeer 
ingrijpenden invloed. 
In werkelijkheid vloeien beide factoren--indien men aan het denkbeeld 
van twee factoren in het liefdeleven wil vasthouden--zoo onontwarbaar 
ineen, dat het onmogelijk is de juiste verhouding, waarin beide in een 
bepaald geval aanwezig zijn, aan te geven. Dit staat echter wel vast, dat 
rekenkundig uitgedrukt elke liefde altijd een zeker percentage bewuste 
of onbewuste zinnelijkheid bevat, en dat in zinnelijkheid veelal een 
grooter of kleiner gehalte aan liefde verborgen is. En vaster nog staat 
dit, dat louter liefde, zonder zinnelijk begeeren, dus zonder lichamelijk 
verkeer, nutteloos en doelloos zou zijn en in laatste instantie 
onvermijdelijk zou moeten voeren tot uitsterving van het menschdom. 
Zinnelijkheid zonder liefde kan schijnbaar wel tot het door de natuur 
beoogde doel leiden, maar in werkelijkheid wordt ook in dit geval dat 
doel in den regel niet bereikt. Want door zinnelijkheid die niets zoekt 
dan lichamelijk verkeer is de prostitutie ontstaan. 
De door de natuur gewilde toestand schijnt dus wel deze te zijn, dat 
liefde steeds vermengd zij met een zekere dosis zinnelijkheid, en dat 
zinnelijkheid steeds haar oorsprong neme uit liefde. De mate waarin 
beide factoren meewerken aan de door de natuur verlangde uitkomst 
hangt dan waarschijnlijk geheel af van individueele eigenschappen en 
eigenaardigheden. En waar beide factoren even onmisbaar mogen 
worden geacht, mogen beide ook in gelijke mate aanspraak maken op 
erkenning van te zijn even superieure, niet minder- en meerderwaardige, 
maar gelijkwaardige krachten. Achter het gansche spel toch van liefde 
en zinnelijkheid schijnt zich weer een wondervol doelmatige 
arbeidsverdeeling te verbergen, waarbij een deel van den 
noodzakelijken arbeid is opgedragen aan wat men noemt geestelijke 
krachten, en het andere deel aan stoffelijke krachten, zoo, dat alleen 
harmonische samenwerking van deze beide bereiking van het gestelde 
doel garandeert, terwijl eenigerlei abnormaal overwicht van een van
beide factoren onmiddellijk dat doel bedreigt en in gevaar brengt. 
Evenals ieder levend wezen is ook de mensch onderworpen aan de 
natuurwet, die aan al wat leeft slechts een tijdelijk bestaan toestaat. 
Maar gedurende dat tijdelijk bestaan heeft ook de mensch het 
vermogen zich in een gelijkvormig wezen te reproduceeren. Deze 
reproductie, waarvan het voortbestaan van het menschdom afhangt, 
vereischt de samenwerking van twee individuen van verschillende sexe. 
Deze samenwerking wordt door de liefde voorbereid en veredeld, maar 
zij wordt in en door de zinnelijkheid voltrokken. 
En hoe etherisch de liefde van twee romantisch minnenden ook moge 
zijn, ten slotte zal er een oogenblik komen, dat twee blijven niet langer 
kan en het vuur der zinnelijkheid hen in elkanders armen drijft en hen 
vereenigt tot een twee-eenheid, waarboven Amor zegevierend zijn 
pijlbundel zwaait. 
Zoo zijn liefde en zinnelijkheid twee factoren in het geslachtsleven, 
waarvan elk zijn zeer bepaalde functie heeft te vervullen en die beide 
onmisbaar zijn te achten voor het normaal, dat is het door de natuur 
gewilde verloop van de geslachtelijke verhouding tusschen man en 
vrouw. 
"Om de betrekkingen tusschen man en vrouw te kunnen begrijpen, zegt 
Dr. Julius Weiss (vertaling van Dr. B. C. Goudsmid in Man en Vrouw), 
moet men teruggaan tot de alleroudste geschiedenis der menschheid, tot 
den oorsprong van alle leven, tot de dierenwereld, tot aan de laagste 
vormen, en zelfs tot het plantenrijk en de eencellige organismen. Paring, 
voortplanting en vermenigvuldiging is verbonden aan al wat leeft. 
Samensmelting en deeling bestaat tot bij de eencellige wezens toe. 
Reeds bij de klokdiertjes vindt men twee verschillende soorten van 
individuen, die als mannelijke en vrouwelijke kunnen worden 
beschouwd. Hoe hooger we stijgen in de reeks der dieren, des te 
duidelijker wordt het verschil en des te scherper treedt de wet op den 
voorgrond, dat die twee individuen die in vorm verschillen, met 
elkander in betrekking trachten te komen. Duizendvoudig zijn de 
bijzondere vormen waarin zich het elkander begeeren en het elkander 
vinden afspeelt. Terwijl het echter bij de lagere diersoorten slechts de
instinctmatige aandrift is, die de betrekkingen tot mannelijk en tot 
vrouwelijk element doet ontstaan, komt er bij den mensch nog de 
werkzaamheid der hersenen bij, welke op die betrekkingen een 
belangrijken invloed uitoefent. Geestelijke krachten komen in het spel, 
die onzichtbare draden spannen tusschen den man en de vrouw; deze 
draden winden zich vast om de beide geslachten en ketenen ze aan 
elkander--bij de dierlijke aandrift voegt zich de liefde."-- 
De zinnelijkheid staat dus niet lager dan de liefde, maar zij is het doel 
van de liefde. 
Uit heel de levende natuur gaan aanhoudend    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.