Reize naar Surinamen, vol 4 | Page 2

John Gabriel Stedman
Negers op zyne tooverstreeken stelden, en door het gezag, het welk hy op hen verworven had. Dienvolgende kwam hy groote onheilen voor; en tot belooning van zyne diensten, ontfing hy nu en dan aanzienlyke geschenken. De bende Jagers, en, alle de vrye Negers, waren aan zynen invloed onderworpen. Hy verkogt hun zyne obias of tooverbanden, om hen onkwetsbaar te maken, en hun daar door alle vrees te benemen. Door deeze kunstgreep had hy aan de Volkplanting grooten dienst gedaan, en tevens goed zyn beurs gemaakt. De Negers baden hem als een God aan. Het maken van zyne tooverbanden kostte hem weinig: zy bestonden uit kleine steentjes, zeeschelpen, klein gehakt hair, vischgraaten, vederen, enz. dit alles wel by elkander gebonden, en een pakje uitmakende, wierd met een catoen lint om den hals gehangen, of aan eenig ander gedeelte van het lichaam geplaatst. Hy had, in 't jaar 1730, het geluk, om eenen geneeskrachtigen wortel te ontdekken, die naar hem Quassie- of Quacy-hout genoemd wierd. [1] Schoon dezelve thans in Engeland minder beroemd is, dan voor deezen, beschouwt men dien echter als een zeer krachtig middel tot versterking van de maag, en herstelling van eetlust. Behalven deeze eigenschap, levert dezelve ook een krachtig middel tegen de koorts op.
De heer D'AHLBERG, dien ik reeds in het verhaal van deeze reize genoemd heb, maakte, in 't jaar 1761, het Quasie-hout aan den beroemden LINN?US bekend, en deeze Zweedsche Natuurkenner heeft naderhand eene verhandeling over deeze plant geschreven. Door middel van deeze gewichtige ontdekking, zoude QUACY groote rykdommen hebben kunnen verzamelen, zoo hy zig niet aan een liederlyk leven en verkwistingen had overgegeven, waar van de gevolgen zwaare ziekten waren, en inzonderheid de melaatsheid, die, zoo als ik reeds gezegd heb, volstrekt ongeneeslyk is. Hy moet niettemin eenen hoogen ouderdom bereikt hebben, schoon hy den juisten tyd van zyne geboorte niet wist, maar hy was dikwils gewoon te verhaalen, dat hy als trommelslager diende, en op de Plantagie van zynen meester alarm sloeg, toen de Fransche Admiraal, JACQUES CASSARD, in 't jaar 1712, de Surinaamsche Volkplanting onder schatting stelde.
Het Portrait van deezen buitengewoonen man, met zynen gryzen kop, en zyn scharlaken en blaauwen rok, met goud omboord, afgereekend hebbende, biede ik het zelve den lezer aan.
Zelfs in de week van myne te rug komst op Paramaribo, ondervonden wy nieuwe bewyzen van de goede uitwerkingen, welken de tooverbanden van GRAMAN QUACY te weeg bragten. Een Capitain der Jagers, HANNIBAL genaamd, bragt aldaar twee handen van twee oproerige Negers, die hy ontmoet, en zelf gedood had. Eene van die handen was afgehouwen aan den Neger CUPIDO, in 't jaar 1774, gevangen genomen door den Colonel FOURGEOUD, die hem in de bosschen agter aan voerde, tot dat het aan deezen Neger, in we��rwil van de ketenen, waar aan hy geboeid was, gelukte te ontsnappen.
Myne vrienden een bezoek gevende, ging ik den heer ANDREAS REYNSDORP zien, die my een liskoord en een knoop van een hoed, met diamanten, toonde, die hem twee honderd guinies gekost hadden.--Zoo groot is de weelde in Surinamen. Deeze pracht was nog verre beneden die van den heer D'AHLBERG die behalven eene goude snuifdoos, met edele gesteenten omzet, en hebbende de waarde van 600 ponden sterlings, my twee stukjes zilver geld vertoonde, met goude randen, en met diamanten omzet, met dit opschrift: Soli Deo gloria, fortuna beatum &c. My niet hebbende kunnen wederhouden, om hem myne verwondering te kennen te geven, dat hy zoo byzonder veel werk maakte van twee zulke ligte stukjes, gaf hy my ten antwoord, dat dit al het gereed geld was, het welk hy bezat, toen hy uit zyn vaderland, Zweden, in deeze Volkplanting kwam.--Werkte gy? zeide ik hem.--Neen.--Vroeg gy om een aalmoes?--Neen.--Gy hebt evenwel niet gestolen?--Neen; maar, onder ons, ik gedroeg my als een geestdryver; het geen nu en dan zeer noodzakelyk is, en de drie andere kostwinningen overtreft. Ik zal nog een voorbeeld bybrengen van de buitensporigheid van zommige inwooners deezer Volkplanting. Twee van hun geschil hebbende over een koets, die zeer cierlyk gebeeldhouwd en zeer kostbaar was, zynde kortlings uit Holland aangekomen, moest men zyne toevlucht nemen tot de rechtbank, om te weten, aan wien dezelve toebehoorde; en geduurende den tyd, dat het twistgeding duurde, bleef het rydtuig in de open lucht staan, en verloor al deszelfs waarde.
Den 10den February, wanneer de meeste onzer Officieren te Paramaribo te rug gekomen waren, gaf de Colonel hun, in het hoofd-kwartier, een zoo genaamd festyn. Met de vreugde op het aangezicht geschilderd, gaf hy ons kennis, dat hy zynen tocht ten einde gebragt had. Zonder veel bloed te vergieten, had hy zyn oogmerk volmaakt bereikt, door ����n-en-twintig gehuchten of dorpen te vernielen, en twee honderd velden te verwoesten, waar op allerleije zoorten van planten groeiden, van welken het bestaan der muitelingen afhing. Hy bevestigde ons ook de tyding, dat zy byna
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 75
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.