Citroen-, 
en Orange-Boomen, en van alle de bloemen, waar mede de Plantagiën 
aan de oevers der Rivieren van deze betooverende bezitting gelegen, als 
bedekt zyn, in ons verwekte. De heer DE PONCHERA, Colonel van 
het krygsvolk in deze Volkplanting, zond ons in overvloed vruchten 
van deeze uitmuntende boomen aan boord. Deeze Officier, die 
Bevelhebber op het Fort Amsterdam was, deed ook de Schepen met een 
salvo van negen kanon-schooten begroeten, het welk wy hem ten 
gelyken getaale beantwoordden. Een van onze Capitains wierd 
vervolgens in een sloep naar Paramaribo afgezonden, om aan den 
Gouverneur de aankomst van het krygsvolk in de Volkplanting bekend 
te maaken. 
Verscheiden Compagniën, terwyl wy op de reede lagen, gingen dikwils
aan land, en ik vergezelde hen op hunne tochten; maar het genoegen, 
dat ik my had voorgesteld, met een zoo aangenaam land te 
doorkruissen, en vooral na zoo lang op een Schip als gevangen gezeten 
te hebben, wierd zeer gestoord door een voorwerp, dat zig, na myne 
ontscheeping, het eerst aan myn gezicht vertoonde. Het was eene jonge 
Negerin, wier geheele kleeding bestond in een lap linnen, om de lenden 
vast gemaakt, en welke, even als de huid van haar lichaam, op 
verscheide plaatsen was van één gescheurd. De misdaad van dit 
ongelukkig slagtöffer der dwingelandye bestond daar in, dat zy haare 
taak, waarschynlyk voor haar te zwaar, niet had afgewerkt. Zy werd 
gevolgelyk verweezen om tweehonderd geessel-slagen te ontfangen, en 
eenige maanden lang een gewicht van ten minsten tweehonderd ponden 
voort te trekken, het welk aan een keten van verscheide voeten lang 
gehecht was, en waar van het ander einde aan een ring om de voet by 
den enkel was vast gemaakt. Over zulk een wreed schouwspel ten 
sterksten aangedaan, teekende ik dit ongelukkig schepsel af, en behield 
eene smartelyke nagedagtenis over de onmenschelykheid der planters, 
omtrent de ongelukkigen, die aan hunne magt onderworpen zyn. 
Het gras was, in dit gedeelte van het Land, zeer hard en lang; het 
diende tot een schuilplaats voor de onaangenaamste insecten van 
tweeërley zoort, die door de inwoonders der Volkplanting pattat en 
scrapat luizen genaamt worden. Niemand onzer bleef 'er vry van. De 
eersten zyn zoo klein, dat men ze naauwelyks zien kan, de anderen zyn 
een weinig grooter, en hebben de gedaante van een krabbe: beiden 
hegten zy zig vast aan de huid, en veroorzaaken eene ondraaglyke 
jeukte. Het krielt van deeze insecten voornamelyk in het regenachtig 
jaargetyde. Wy konden ons van dit onäangenaam gezelschap niet 
ontlasten, dan na onze te rugkomst op het Schip, alwaar wy Citroen- of 
Limoen-sap op de gestookene plaatsen uitdrukten, het geen dezelve 
uittermaten verzagtte. 
Den 3den Maart, ontfingen wy een bezoek van verscheiden Officiers 
der Societeit, of van het krygsvolk der West-Indische Maatschappye, 
gevolgd door een groot getal andere lieden, die allen ons kwamen geluk 
wenschen met onze aankomst in de Volkplanting. Deeze heeren 
vergenoegden zig niet, met ons enkele gelukwenschingen te doen; zy 
onthaalden ons bovendien op uitsteekende vrugten, en verscheidene 
andere ververschingen. Zy kwamen in zeer prachtige vaartuigen, met
zonnedekken, en met vlaggen verciert. Zes troepen Musikanten 
vergezelden hen. Elk vaartuig wierd voort geroeit door zeven of agt 
Negers, die geheel naakt waaren, of die ten minsten niets anders aan 
hadden dan een kleine linnen band, welke tusschen de beenen doorging, 
en van agter en van vooren met een zeer dun catoen lint vast gemaakt 
en om de lenden geknoopt was. Dewyl de Colonisten doorgaans de 
schoonsten hunner slaven tot dit werk, als mede tot het bedienen van de 
tafel enz. verkiezen, verschafte de naaktheid van deeze jonge, sterke, 
gezonde en geschikte roeijers ons eene gemakkelyke gelegenheid, om 
hunne huid te onderzoeken, welke byna zoo zwart was als ebbenhout, 
en zeer blinkend. Dit aangenaam schouwspel wierd ongelukkiglyk door 
een ander gevolgd, dat juist eene tegenstrydige vertooning opleverde. 
Twee Cano's, vol elendigen, mageren en uitgehongerden, naderden de 
Schepen. Deeze ongelukkige slaaven vroegen, met een groot 
geschreeuw, om levensmiddelen aan de soldaaten, en stonden gereed 
om met elkander om een been te vechten. 
Onze Opper-Bevelhebber ontfing den volgenden dag een bezoek van 
den heer RYNSDORPH, die hem twee soldaaten aanbood, zynde 
vrygemaakte Negers, en dienende onder eene krygsbende van 
driehonderd mannen, in 't kort opgericht, en welke ter verdediging van 
de Volkplanting, zoo wel in dapperheid als goede vorderingen 
uitmunte. 
Terwyl wy voor het Fort Amsterdam, ten anker lagen, ontfing ik van 
een Planter, den heer LOLKENS, aan wien ik aanbeveeling gehad 
hadde, eene zeer vriendelyke uitnoodiging, om by onze komst op 
Paramaribo, de hoofdstad der Volkplanting, een kamer en de tafel by 
hem te nemen. 
Den 8sten, na de gewoone plichtplegingen van wederzyden, verlieten 
wy het Fort Amsterdam. Men roerde den trom, de vlaggen waayden, en 
een detachement van zee-soldaaten stond op het dek geschaart. Wy 
zeilden vervolgens de Rivier van Surinamen op. Te Paramaribo 
aangekomen zynde, ankerden wy een pistoolschoot van    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.