Reize in Taka (Opper-Nubië) | Page 2

Not Available
toen de
inlandsche stammen letterlijk deden wat zij goedvonden, onder de
nietigste voorwendsels met elkander in oorlog geraakten, en

ongehinderd de karavanen uitplunderden of brandschatten. Toch was er
ook destijds een middel, dat ook nu nog wordt aangewend, en dat
Burckhardt waarschijnlijk tegen alle gevaar zou gewaarborgd hebben:
de zoogenaamde adhari, een gebruik dat ook bij de Somaulis van
Berbera in zwang is. Een adhari is een borg, dien de vreemdeling zelf
uitkiest onder de leden van den stam, op wiens grondgebied hij moet
vertoeven of doortrekken. De adhari moet den vreemdeling huisvesting,
water en hout voor de keuken bezorgen: hij moet hem, in geval van
nood, hetzij voor zijn persoon of voor zijne goederen, als zijn eigen
broeder beschermen en verdedigen: ter vergoeding voor dit een en
ander mag hij een vast bepaald recht heffen op hetgeen de vreemdeling,
indien deze, hetgeen bijna altijd het geval is, handel drijft, in het land
koopt of verkoopt. Is hij, bij voorbeeld, olifantenjager, dan heeft de
adhari recht op zooveel percent van de opbrengst der jacht: waarvoor
hij dan ook moet zorgen dat een door den jager getroffen olifant, ook
als die eerst dieper in het bosch sterft, toch ongeschonden blijft, en niet
door de inboorlingen wordt gestolen of van zijne tanden beroofd. Een
jonge zwitsersche jager, de heer Emile G., nu ruim een jaar geleden bij
Kassala gestorven, heeft tot zijne eigene schade geleerd, dat het eene
zeer misplaatste zuinigheid is, tegen de kosten van zulk een adhari op
te zien: bij gebreke van deze voorzorg werden de olifanten, die hij in
Barka gedood had, hem zeker voor twee derde gedeelte door de
Beni-Amer ontstolen, zonder dat hij daar iets tegen doen kon.
Te Fillik verliet ik den gewonen weg naar Kassala, en rechts afslaande,
richtte ik mij door een fraai bosch, dat steeds dichter en dichter werd,
(een zeker bewijs dat wij de rivier, de Gash, naderden) naar eene kleine,
weigebouwde stad, Miktinab of Mitkènab geheeten, bij de Egyptenaren
bekend als de officiëele hoofdstad der Hadendoa. Zij heeft dan ook
eene egyptische bezetting: zeker een der redenen, waarom de trotsche
beheerscher van Opper-Nubië, Sheikh Mohammed, bij voorkeur te
Fillik zijne residentie houdt. Tegen zonsondergang bereikte ik de stad:
en daar het juist in den Ramadan (vasten) was, maakten de burgerlijke
ambtenaren en officieren zich gereed om aan tafel te gaan; zonder in
eenig onderzoek omtrent mijn persoon of kwaliteit te treden, noodigden
zij mij zeer vriendelijk uit, met hen den maaltijd te gebruiken. Wij
spraken over de gebeurtenissen van den dag, en voornamelijk over de

komst te Kassala van een zekeren franschen graaf, die, met
medewerking van het egyptische gouvernement, eene onderneming op
touw had gezet, waarvan ik nooit het rechte begrepen heb. Hij had een
zestigtal manschappen bij zich, die op militairen voet waren
georganiseerd, en deels in Frankrijk, deels in Egypte waren
aangeworven; en mijne effendis spraken openljjk als hun gevoelen uit,
dat de geheimzinnige graaf eene vertrouwelijke zending van de
fransche regeering vervulde en den franschen consul, die door den
Negus van Abyssinië, Theodoros, gevangen werd gehouden, moest
bevrijden of wreken. Sommigen beweerden zelfs stellig te weten, dat
de consul reeds in de gevangenis overleden was. "Ik geloof het niet,"
merkte ik bescheiden op: "want ik zelf ben de consul." Gij kunt u
lichtelijk hunne verbazing voorstellen; echter weerhield hen dit niet
zich verder in allerlei gissingen te verdiepen omtrent de wezenlijke
zending van den graaf. Het slot was dat men er niets van wist.
Den volgenden dag bereikte ik, na een vervelenden en vermoeienden
marsch van ruim twaalf uren, de stad Kassala, die ik, sedert mijn eerste
bezoek, niet veel veranderd vond. De bazar alleen zag er eenigszins
anders uit, dank zij eenige rijen fraaie boomen, waarvan het frissche
groen scherp afstak tegen de eentonig donkergrauwe kleur der stad.
Daarentegen waren de onschadelijke bastions van de omwalling nog
wat erger gescheurd en afgebrokkeld; ook had ik vooral niet minder
dan vroeger te lijden van dat fijne en verstikkende stof, dat eene ware
plaag van Kassala is.
Ali-Bey, de beminnelijke mudir (gouverneur of prefect) van 1860 was
vervangen geworden door een zekeren Ibrahim-Bey, die een
vreemdeling in Soudan was. Dit speet mij: want Ali-Bey was, althans
in vergelijking met de andere mudirs van den onderkoning, die ik heb
leeren kennen, betrekkelijk een eerlijk man, die inderdaad het welzijn
van zijne onderhoorigen trachtte te bevorderen. De anderen volgen
voor het meerendeel het voorbeeld van hun meester: dat wil zeggen, dat
zij, meer of minder openlijk en onbeschaamd, de onder hun bestuur
gestelde streken zooveel mogelijk in hun eigen voordeel exploiteeren,
en stelen waar en wat zij kunnen.

Kassala had oorspronkelijk geene andere bestemming dan om als
militaire post en vast punt voor operatiën te dienen tegenover de
verschillende machtige stammen langs de grenzen, die vroeger in naam
aan Sennâr onderdanig waren,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 30
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.