de Pausen.--De 
Hertog van Epernon gaf vervolgens een gouden kist met edele 
gesteentens omzet, waar de heilige ouwel in bewaard moest worden, 
(deze Hertog was toen Gouverneur van de Provintie Bourgondiën) en 
eindelijk voegde Lodewijk de XI. Koning van Frankrijk 'er zijne kroon 
bij. Als men dezen ouwel ten toon stelde, werd dezelve in een gouden 
zon gezet, die een en vijftig mark woog: de kroon van Lodewijk de XI. 
plaatste men 'er dan boven op; of dat ook keurig mooi geweest moet 
zijn. Ik zeg van al die fraaijigheden niets meêr; want de geheelen boêl 
was opgeruimd, en de kerk is gedeeltelijk afgebroken. Naar men mij 
verzekerde moest 'er een Schouwburg van gemaakt worden. 
Nu 'er zijn ook kerken genoeg in Dyon, en een Schouwburg heb ik 'er 
niet gezien. Van een andere kerk heeft men een Korenhal gemaakt; 
want men begrijpt nu, dat diergelijke gebouwen in eene wel ingerigte 
maatschappij ook noodzakelijk zijn. Behalve de kerken was 'er in deze 
stad ook een menigte kloosters. Het bijgeloof, en dus ook de 
onverdraagzaamheid, hadden 'er vrij wat invloed. Men heeft 'er dan ook 
begonnen met de Protestanten te vervolgen. De Maarschalk van 
Frankrijk Tavannes, vertrouweling van Karel den IX. en een van de 
voorname bewerkers van den rampzaligen St. Bartels nacht, speelde 
hier toen ook de eerste rol. Het Paleis, dat men voorheen le Palais de 
Condé noemde, omdat die Prins Gouverneur was van de Provintie, is 
een prachtig gebouw. Het pronkt met een fraaije colonnade en ijzer hek:
voor hetzelve is eene ruime plaats in de gedaante van een halven cirkel, 
en rondom geregeld met huizen bebouwd. Men gaat door bogen in de 
straten, die 'er op uitkomen. Midden op deze plaats stond voorheen het 
beeld van Lodewijk de XIV. te paard. In dit Paleis vergaderden de 
Staten van Bourgondiën alle drie jaren, doorgaans in de Maand Mei: zij 
bestonden uit de Geestelijkheid, den Adel en den derden Staat. De 
Maire van de stad Dyon was altijd Voorzitter van den laatsten. Deze 
vergadering duurde gemeenelijk veertien dagen, en men hield die met 
veel pracht en uitwendige vertooning. 'Er was volk genoeg, want zij 
bestond doorgaans uit 450 persoonen. Hunne voorname werkzaamheid 
was het regelen van de belastingen, daar de Geestelijken en de Adel, 
die het meeste te zeggen hadden, geen duit in betaalden; het ging dan 
daarmede zoo als het spreekwoord zegt: "van een anders leder is het 
goed riemen snijden;" en het is dus ook geen wonder, dat de derde Staat, 
eindelijk deze onregtvaardigheid, die overal in Frankrijk plaats had, 
moede wordende, zijn misnoegen daar over op eene gevoelige wijze 
heeft getoond, en de goederen van die kwaadbetaalders, die daar bij 
nog zeer ongemakkelijk waren, heeft aangesproken voor de 
achterstallige schuld: en ik geloof, welk regt die zoogenaamde groote 
sinjeurs ook vermeenen te hebben, om zich deswegens bezwaard te 
achten, dat, wanneer een nauwkeurig Hollandsch boekhouder de 
rekening eens opmaakte, zij nog een aanmerkelijke som ten achteren 
zouden zijn. De zaken zijn nu geheel van gedaante veranderd--en wij 
willen hopen, dat het daar door beter zal gaan. De onderscheidene 
regtbanken van dit Departement houden thans zitting in dat voormalig 
Paleis van Condé. Daar het openstond ging ik 'er in, en verder in een 
zaal, waar de Crimineele Regtbank zitting hield, en waar men bezig 
was met een vrouw te verhooren, die beschuldigd werd van eenige 
goederen gestolen te hebben. Het was na den middag, en een van de 
Regters, misschien gewoon, om op dien tijd een dutje te doen, zat 
gerust te slapen.--Aan den ingang van de zaal las ik, dat van de 
toehoorders de mannen zich aan de eene, en de vrouwen zich aan den 
anderen kant moeten plaatsen. Voor iedere sekse was dan ook eene 
bijzondere plaats met een balie afgeschoten, zoo dat de eerbaarheid hier 
wel in acht schijnt genomen te worden. In het afgaan bewonderde ik 
den fraaijen trap. Onder in dit gebouw staan verscheidene kramen met 
prenten, boeken en andere waren, en achter aan hetzelve is nog een
oude toren die boven het dak uitsteekt, men zeide mij, dat het nog een 
overblijfsel was van het oude Hertoglijke Paleis. 
De Stad verder doorwandelende zag ik verscheidene schoone huizen; 
de straten zijn veelal ruim; de wallen met boomen beplant, leveren eene 
alleraangenaamste wandeling op, en men heeft van daar eene 
verscheidenheid van schoone gezigten. De wandeling buiten om de stad 
is ook zeer vermakelijk, en voor een stad, komt mij Dyon voor, wat de 
plaatselijke gelegenheid aanbelangt, al een zeer aangenaam verblijf te 
zijn. 
Den 20 dezer regende het aanhoudend, en dat is voor een' reiziger 
allerverdrietigst, men kan niet rondloopen, niet wandelen; de 
Koffijhuizen zijn, dan vooral in plaatsen daar men geen Schouwburg of 
andere openbare vermakelijkheden heeft, de voornaamste toevlucht, wij 
maakten 'er dan ook gebruik van; men vindt 'er hier verscheiden, en    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.