Onder Moeders Vleugels | Page 2

Louisa May Alcott
ons veel gelukkiger vond dan de kinderen King, omdat die altijd vochten en kibbelden, niettegenstaande ze zooveel geld hebben."
"Dat heb ik ook gezegd, Bets; en ik geloof ook wel, dat het waar is, want al moeten wij ook werken, we hebben toch pret onder elkaar, en zijn een "moppig" troepje, zou Jo zeggen."
"Jo gebruikt ook zulke platte uitdrukkingen," zei Amy en zag afkeurend naar de lange gestalte op het haardkleed. Jo ging dadelijk rechtop zitten, stak de handen in de zakken van haar schort en begon te fluiten.
"Doe het toch niet, Jo, 't is zoo jongensachtig."
"Daarom doe ik het juist."
"Ik heb het land aan ruwe, onbeschaafde meisjes."
"En ik aan gemaakte, opgeprikte nuffen."
"Ieder vogeltje zingt, zooals het gebekt is," zei Bets, de vredestichtster, met zulk een grappig gezichtje, dat de beide scherpe stemmen zich in lachen oplosten en het "aanvliegen" voor 't oogenblik gedaan was.
"Kinderen, jullie hebt beiden schuld," zei Meta, en begon als oudste zuster de les te lezen. "Jo, je bent nu oud genoeg om die jongensmanieren af te schaffen en je verstandig te gedragen. Het kwam er niet zooveel op aan, toen je nog een klein meisje was, maar nu je zoo lang bent geworden en je haar opgestoken draagt, moet je bedenken dat je langzamerhand een dame wordt."
"Dat ben ik gelukkig nog niet! en als het van het opgestoken haar komt, dan zal ik het tot mijn twintigste jaar in twee staarten laten hangen," dreigde Jo, terwijl ze haar haar lostrok en haar kastanjebruine manen schudde. "Ik wil er niet aan denken, dat ik volwassen moet worden en "Juffrouw March" moet heeten, lange japonnen moet dragen en er zoo deftig uitzien als een oude baker. Het is al erg genoeg een meisje te zijn, nu ik van jongensspelen, jongenswerk en jongensmanieren houd. Ik kan er maar niet overheen komen, dat ik geen jongen ben, en ik gevoel het tegenwoordig erger dan ooit, want ik sterf van verlangen om met Vader te gaan vechten, en ik kan niets doen dan thuisblijven en breien, als een grommige, oude vrouw," en Jo schudde de blauwe soldatensok, dat de naalden klepperden als castagnetten en haar kluwen door de kamer vloog.
"Arme Jo, het is vreeselijk voor je! maar er is niets aan te doen; wees dus maar tevreden met je jongensachtigen naam en blijf maar voor broer spelen bij ons meisjes," zei Bets en streek met een hand, die al het bordenwasschen en stoffen ter wereld niet onzacht kon maken, over het warhoofd, dat tegen haar knie leunde.
"En jij, Amy," vervolgde Meta, "jij bent veel te stijf en te deftig. Die airs zijn nu wel grappig, maar je zult een geaffecteerde kleine gans worden, als je niet oppast. Ik houd van je aardige manieren en beschaafde spraak, als je niet probeert een volwassen dame na te apen; maar jouw pedante woorden zijn soms even erg als Jo's platte uitdrukkingen.
"Als Jo een halve jongen is en Amy een gans, wat ben ik dan?" vroeg Bets, die ook haar deel aan de strafpredikatie wilde hebben.
"Jij bent een snoes, anders niets," antwoordde Meta hartelijk; en niemand sprak haar tegen; want het "muisje" was de lieveling van het gezin.
De vier zusjes zaten in den schemer te breien, terwijl de Decembersneeuw zachtjes buiten neerviel en het vuur vroolijk knetterde in den haard. Het was een gezellige ouderwetsche kamer, hoewel het kleed verschoten en het ameublement heel eenvoudig was, maar aan den muur hingen een paar goede schilderijen, in alle hoeken stonden boekenstandaards of kleine tafeltjes, chrysanthemums en late roosjes bloeiden in het venster, en over het geheel lag een waas van huiselijkheid.
Meta, de oudste van het viertal, was zestien jaar, en zag er heel lief uit. Ze was gevuld en blank, had groote oogen, zwaar, zacht, bruin haar, een vriendelijk mondje en witte tanden, waar ze nog al trotsch op was. De vijftienjarige Jo was heel lang, mager en donker, en deed iemand aan een veulen denken, want ze scheen nooit te weten, wat zij moest beginnen met haar lange ledematen, die haar erg in den weg stonden. Ze had een beslisten mond, een grappigen neus en verstandige grijze oogen, die alles schenen op te merken, en nu eens fel, dan weer guitig of peinzend keken. Het lange, dikke haar, haar eenige schoonheid, was gewoonlijk stijf in elkaar gedraaid, om uit den weg te zijn. Jo had ronde schouders, groote handen en voeten, iets slordigs in haar kleeding en een zekere linkschheid in haar manieren, die duidelijk deed zien, dat ze den kinderlijken leeftijd ontgroeide en dit alles behalve plezierig vond. Elisabeth, of Bets, zooals ieder haar noemde, was een blozend, blond dertienjarig kind, wat verlegen, met heldere oogen, een zacht stemmetje en een vriendelijke uitdrukking, die zelden verstoord werd. Haar vader noemde haar "Kleine Tevredenheid," en die naam paste volkomen bij haar; want ze scheen in
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 122
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.