Noodlot 
 
The Project Gutenberg EBook of Noodlot, by Louis Couperus This 
eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no 
restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it 
under the terms of the Project Gutenberg License included with this 
eBook or online at www.gutenberg.org 
Title: Noodlot 
Author: Louis Couperus 
Release Date: February 1, 2006 [EBook #17659] 
Language: Dutch 
Character set encoding: ISO-8859-1 
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK NOODLOT 
*** 
 
Produced by Branko Collin, Ginirover and the Online Distributed 
Proofreading Team at http://www.pgdp.net 
 
NOODLOT 
DOOR 
LOUIS COUPERUS
VIJFDE DRUK 
[Illustration: L.J.V. LABOR-INTEGER-VINCIT MDCCCXXCVII] 
L.J. VEEN--AMSTERDAM 
 
AAN 
FRANS NETSCHER 
 
LUIK, Sept. '90. L.C. 
 
HOOFDSTUK I. 
I. 
De handen in de zakken, den kraag van zijn pels op, ging Frank door 
het stuiven der sneeuw voort, langs den eenzamen Adelaïde-Road, in 
den avond. Toen hij het villa-tje naderde, waar hij 
woonde,--White-Rose, geheel gedoken, gedompeld, verzonken in de 
blankheid der sneeuw, als een nestje in watten,--zag hij iemand op zich 
afkomen, van Primrose-Hill. Hij richtte zijn blik vast op het gelaat van 
den man, die hem blijkbaar wilde aanspreken; niet wetende wat deze in 
zijn schild voerde in dien eenzamen sneeuwnacht, en hij was zeer 
verbaasd, toen hij in het Hollandsch hoorde: 
--Neem u me niet kwalijk.... is u niet meneer Westhove? 
--Ja, antwoordde Frank. Wie is u? Wat is er? 
--Ik ben Robert van Maeren, misschien herinnert u zich.... 
--Bertie, jij? riep Frank uit. Hoe kom je hier in Londen! En in zijne
verbazing, zag hij, door het stuiven der sneeuw heen, een vizioen 
verrijzen uit zijne jeugd, een helder tafereel van jongensvriendschap, 
iets jongs en warms.... 
--Misschien niet zoo heel toevallig! antwoordde de vreemde, wiens 
stem bij den klank van dien verkleinnaam "Bertie" iets vaster klonk; ik 
wist, dat u hier woont en ik ben al driemaal aan uwe deur geweest, 
maar u was niet thuis. De juffrouw zei, dat u van avond toch thuis zoû 
komen, en daarom ben ik zoo vrij geweest hier op u te wachten.... 
De stem verloor weêr alle vastheid en werd smeekend, als van een 
bedelaar. 
--Moest je me zoo dringend spreken? vroeg Frank verbaasd. 
--Ja.... ik wou.... of u me misschien helpen kon.... ik ken hier 
niemand.... 
--Waar woon je? 
--Nergens; ik ben van morgen vroeg hier aangekomen en ik heb.... ik 
heb geen geld.... 
En hij kromp, huiverend van het staan in de koude tijdens dit korte 
gesprek, zich bijna smeekend samen, als een hond, die bang is. 
--Ga maar met me meê, sprak Frank, vol verbazing, medelijden, vol 
van de warme herinneringen zijner jongensjaren. Kom van nacht maar 
bij me. 
--O ja, graag! klonk het antwoord, haastig en bevend, als bevreesd voor 
het terugnemen dier goddelijke woorden. 
Zij gingen samen een paar passen voort; toen haalde Frank den sleutel 
uit zijn zak--den sleutel van White-Rose. Hij opende de deur; een 
zeshoekige Moorsche lantaren scheen in de vestibule zacht met halve 
vlam. 
--Ga binnen! sprak Frank.
En hij deed de deur achter zich op het nachtslot, met een bout. Het was 
half een. 
De meid was nog op. 
--Die meneer was al zoo dikwijls hier geweest, fluisterde ze met een 
wantrouwenden blik naar Bertie; en ik zag hem hier van avond altijd 
door voorbijloopen, als hield hij de wacht. Ik was bang, weet u; het is 
hier zoo eenzaam. 
Frank schudde geruststellend het hoofd. 
--Laat het vuur gauw achter aanmaken, Annie. Is je man nog op? 
--Het vuur meneer?! 
--Ja ... Bertie, wil je wat eten? 
--Heel graag.... als het u geen moeite geeft! antwoordde Bertie, in het 
Engelsch, voor de meid, en zijn blik zocht smeekend de koud verbaasde, 
blauwe oogen der flinke, knappe, jonge vrouw; zijne stem was als 
fluweel, en, tenger, klein, poogde hij in de vestibule zoo weinig 
mogelijk plaats in te nemen, in een te schrompelen, te vluchten uit hare 
blikken, zich uit te wisschen in een hoekje schaduw. 
Frank leidde hem nu eene groote achterkamer binnen, eerst kil en 
donker, maar weldra verlicht, weldra ook zachtjes-aan met eene 
stralende lauwte verwarmd door het groote vuur, dat in den, nog 
gesloten, haard begon op te gloeien. Annie dekte de tafel. 
--Eén couvert, meneer? 
--Twee; ik soupeer meê! sprak Frank, denkend, dat Bertie dan vrijer 
zoû zijn. 
Bertie had zich op Franks aandringen in een ruimen stoel gezet bij den 
haard en hij bleef daar schichtig rechtop zitten, zonder te spreken, 
verlegen voor de meid, die telkens ging en kwam. Eerst nu zag Frank, 
in het licht, de armoede van zijn uiterlijk; zijn dun gesleten jasje, vet
glimmend en knoopen missend; zijne afgetrapte, uitgerafelde broek; 
zijne vuile bouffante, die een gemis aan linnen verborg; zijne 
uitgezakte schoenen met gaten. Een ouden hoed had hij bedremmeld, 
verlegen, in de hand gehouden. Het was eene kleeding, niets passend    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
