verklaring tusschen ons 
noodzakelijk is geworden.... Waar zijt gij vanmorgen heengegaan?" 
De bevelende toon, waarop hij dit zeide en het brutale der vraag, 
verrastte haar. 
"Wel", antwoordde zij op ijskouden toon, "waarheen het mij goeddacht 
te gaan". 
"Juist dat is het, wat mij niet bevalt en gij zult u zeker nog wel 
herinneren dat ik u gezegd heb niet te zullen dulden dat u misbruik 
maakte van uw vrijheid, om mijn naam te onteeren". 
Fiavie glimlachte verachtelijk. 
"Uw naam onteeren, mijnheer, dat is iets dat u aangaat, en iets wat ik 
niet meer heb te doen". 
Nantas sprong op als een waanzinnige, een beweging makende als 
wilde hij haar verpletteren.
"Ongelukkige, gij keert terug uit de armen van mijnheer des 
Fondettes .... Gij hebt een minnaar, dat weet ik". 
"Gij bedriegt u", zeide zij, zonder zich over zijn bedreiging ongerust te 
maken, "ik heb mijnheer des Fondettes nimmer wedergezien .... Als ik 
echter een minnaar had, stond het nog niet aan u mij dat te verwijten. 
Wat gaat u dat aan? Vergeet gij onze overeenkomst?" 
Een oogenblik zag hij haar met wilde oogen aan; daarna in snikken 
uitbarstende van lang ingehouden hartstocht, wierp hij zich aan haar 
voeten: 
"O, Flavie! Ik bemin u!" 
Maar zij, rechtop en koud, wendde zich terzijde omdat hij den rand van 
haar rok had vastgegrepen. De ongelukkige volgde haar echter, zich op 
de knieën voortslepende, de handen smeekend uitgestrekt. 
"Ik bemin u, Flavie! ... Ik bemin u tot gekwordens toe. Ik weet niet hoe 
het komt! Al jaren duurt die toestand voort. Langzamerhand heeft die 
liefde mij geheel veroverd. Ik heb er tegen geworsteld, omdat ik dat 
gevoel mijner niet waardig vond; ik herinner mij maar al te wel ons 
eerste onderhoud .... Nu is mijn lijden echter te zwaar, ik moet 
spreken ...." 
En zoo sprak hij langen tijd voort. De man, die al zijn geloof in eigen 
kracht had en die volhield dat de wil de eenigste macht was om 
werelden te verzetten, lag daar vernietigd, zwak als een kind, geheel 
ontwapend, aan de voeten eener vrouw. Zijn droom van rijkdom was 
werkelijkheid geworden, de hoogste sporten van den maatschappelijken 
ladder had hij bestegen, en dat alles had hij willen geven voor één kus 
van die vrouw.... Zij bedierf zijn zegepraal. Hij luisterde niet meer naar 
het goudgeklank in de naburige bureaux; hij dacht niet meer aan de 
afgevaardigden, die hem kwamen complimenteeren, hij vergat den 
keizer zelfs, die in dit oogenblik hem mogelijk riep tot een der 
gewichtigste staatsambten. 
Dat alles was niets meer voor hem.--Als Flavie hem afwees, was al 't
andere hem onverschillig. 
"Luister," zeide hij. "Wat ik gedaan heb, deed ik voor u.... In den 
beginne, ik beken het gaarne, dacht ik niet aan u; ik werkte alleen om 
mijn heerschzucht te voldoen. Daarop zijt gij het eenige doel mijner 
overdenkingen en mijner krachten geworden en wilde ik zoo hoog 
stijgen als ik met mogelijkheid kon, om u waardig te worden. Ik hoopte 
u te vermurwen, waneer ik al mijn macht aan uw voeten kon leggen. 
Gij weet op welk standpunt ik op 't oogenblik sta. Heb ik uw vergeving 
verdiend? Ik bezweer u, minacht mij niet langer." 
Zij had nog geen woord gezegd. Nu antwoordde zij bedaard: "Sta op, 
mijnheer, er kon iemand binnenkomen". 
Maar hij stond niet op. Hij eindigde met haar te smeeken. Misschien 
zou hij nog gewacht hebben, als hij niet zoo jaloersch was geweest op 
den heer des Fondettes. Dit was een kwelling, die hem waanzinnig 
maakte. Weldra werd hij onderdanig en ootmoedig. 
"Ik zie wel, dat gij mij aldoor minacht. Welnu geef uw liefde, dit smeek 
ik u, tenminste niet aan een ander. Vergeef me als ik soms brutaal ben 
geweest en laat mij tenminste hopen, dat gij mij ééns zult beminnen!..." 
"Nooit!" stiet zij met groote vastberadenheid uit. 
Hij was verpletterd, vernietigd en zij wilde vertrekken, doch door een 
woeste vlaag van halven waanzin aangegrepen, vloog hij overeind en 
vatte haar bij de polsen. Een vrouw zou hem weerstaan durven, terwijl 
een wereld aan zijn voeten lag! 
Hij vermocht alles, hij kon staten omwerpen. Frankrijk leiden, 
waarheen hij begeerde en toch was hij onmachtig de liefde te 
verwerven van deze vrouw. Hij, zoo sterk, zoo machtig, wiens minste 
wensch een gebod was, hij had slechts één machtige begeerte, een die 
nooit bevredigd worden zou, daar een schepsel, zwak als een kind, dit 
weigerde. Hij schudde haar heftig bij den arm en riep op dreigende 
toon:
"Ik wil .... ik wil...." 
"En ik wil niet", zeide Flavie die wit geworden was als krijt. 
Nog worstelden zij samen, toen baron Danvilliers de deur opende. 
Nantas liet oogenblikelijk Flavie los en riep uit: 
"Mijnheer, ziehier uw dochter, die de armen van haar minnaar zooeven 
heeft verlaten .... Vertel haar dat een vrouw den naam van haar man 
niet    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.