Majoor Frans | Page 5

Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint
uitdrukkelijk geschreven, dat ik mij tot niets decideeren zou, voordat ik uw advies had ingewonnen."
"Het gebeurt meer dat men raad vraagt zonder het antwoord af te wachten."
"Ja, maar zóó inconsequent handel ik niet; en mij dunkt, eene fortuin als deze is wel eenigen tijd van kalm beraad waardig. Ziehier de akten: de kennisgeving van den notaris, de copie op zegel van het testament, den inventaris van de roerende en onroerende goederen; de laatsten zijn nogal wat uiteen gelegen, in drie verschillende provinci?n, maar 't geheel vormt eene uitgebreide bezitting, en met 't geen er aan effecten in portefeuille is, wordt de fortuin op meer dan een millioen geschat. Zoo ver ik zien kan zijn de stukken in orde."
"De stukken zijn in orde," antwoordde Verheyst, nadat hij een tijd lang zwijgend de akten een voor een had ingezien, "en als deze copie van het testament juist is, waaraan ik niet twijfel, dan zal de meest teleurgestelde onder de nabestaanden der erflaatster nog moeite hebben om chicane te maken op hare beschikking. Mejonkvrouw Roselaer tot de Werve benoemt u, jonker Leopold van Zonshoven, tot haar universeelen erfgenaam, behoudens eenige legaten, onbeteekenend in verhouding tot hare fortuin en waarvan de uitkeering aan de zorg van haar executeur is opgedragen, in overleg met haar erfgenaam. De zaak is gezond en zoo helder als glas, maar ik zie niets van die noodlottige clause, waarvan, zooals gij mij schreef, de aanvaarding van die erfenis afhangt."
"Zulk eene clause bestaat niet. Er is van 't geen door mijne oud-tante begeerd wordt volstrekt geene conditie gemaakt, en zoo ik u iets dergelijks heb geschreven, moet gij het alleen wijten aan den roes, die mij was aangezet. Maar, ziet gij, dat wat ik bedoel en waarover ik u wilde spreken, is eenvoudig een verzoek aan mij, een wensch van de erflaatster, in dezen brief vervat, dien gij doorlezen moet eer gij mij uwe opinie zegt. Mij komt het voor, dat ik de geheele erfenis moet opgeven, als ik niet aan haar verlangen kan voldoen."
"Rechtens zeker niet; maar het kan een cas de conscience zijn voor u, dat wil ik wel gelooven. En is hetgeen van u gevergd wordt dan zoo moeilijk om in te willigen?" vroeg Verheyst nog, zonder den brief te openen.
"?a dépend! Het zou een zeer aangename plicht kunnen zijn. Mijn oud-tante wil, dat ik trouwen zal."
"Dat's zoo'n onredelijke wensch niet, sinds zij u in staat stelt eene huishouding te bekostigen."
"Neen; maar zij vindt goed, mij voor te schrijven wie ik tot vrouw moet nemen."
"O wee! dat's nogal erg."
"Ja! al heel erg, want zij schijnt het meisje zelve niet te kennen. Het moet eene kleindochter zijn van zekere Generaal von Zwenken, die indertijd met hare oudste zuster is getrouwd geweest; de jonkvrouw in kwestie woont bij haar grootvader, en het schijnt bovenal uit rancune tegen dezen, dat de slimme oud-tante deze vondst heeft bedacht, om aan die nicht het genot harer fortuin te verzekeren zonder eenig ander lid van hare familie daarin te doen deelen. Daarvoor wordt ik gebruikt en daartoe wordt die fortuin in mijne hand gegeven, opdat ik die zal leggen in de hand van de schoone.... Niets schijnt meer gemakkelijk en natuurlijk; maar onderstel nu eens dat die schoone eene leelijke is, of eene gebochelde, of eene ondeugende heks, of eene lastige coquette, of op eenige andere wijze onmogelijk is, althans voor mij, die nog alzoo mijne eigene begrippen heb over vrouwen en huwelijk; wat moet ik dan beginnen; van de erfenis afzien?"
"Afzien.... afzien.... op zijn ergst zoudt gij een voorstel kunnen doen om te deelen."
"Ziedaar wat precies tegen den uitdrukkelijken wil van de erflaatster zou zijn. Lees toch den brief, en gij zult er u van overtuigen."
Dit schrijven, dat Verheyst nu met gezetheid doorlas, was van den volgenden inhoud.

Zeer waarde Neef!
Ofschoon ik eene onbekende ben voor u, zijt gij het geenszins voor mij. Persoonlijk ken ik u niet, maar ik ben vrij goed onderricht van hetgeen gij zijt en niet zijt. Door allerlei brouilleries in onze familie en de inconsequente handelwijze van mijne oudste zuster, ben ik verplicht geweest in geheele vervreemding te leven (en zal ook desgelijks sterven) van al mijne verwanten; die mij de naaste waren, zijn trouwens sinds jaren overleden, en de overigen zijn hier en daar verspreid; en zelfs al woonden zij in dezelfde stad waar ik hoop te verscheiden, toch zouden zij zich nauwelijks herinneren, dat zij aan mij geparenteerd zijn, daar hunne grootouders, na al het mogelijke gedaan te hebben om mij het leven te verbitteren, het aan hunne kinderen en kleinkinderen hebben overgelaten, mij te vergeten en zich zoo weinig om de oude tante Roselaer te bekommeren, of zij nooit had bestaan, die zelve, dit wil zij erkennen, van hare zijde niets heeft willen doen, om hun geheugen op te frisschen en een rapprochement te weeg te
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 172
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.