op. De leuning piepte en de
trapberden kraakten. Hij stak op het zolderkamertje eene kaars aan, die
hij op den kant van de tafel plantte en zakte toen op zijne knieën,
geheel dooreen, als een halm door de zeis getroffen.
De ekster zat niet op haar rustige plaats. Ze vleugelde angstig over de
geel-bruine bedsargie en hare gloeiende oogjes blikkerden
buitengewoon. Ze trachtte met wippende sprongskens en klein gekrijt
de aandacht van haar bedrukten meester naar het spectakel van een
leelijke gebeurtenis te lokken. Johan evenwel lag op het plankier
ineengedrongen en drukte in zwijgende wanhoop zijne ellebogen op
zijne knieën, en keek halsstarig voor zich uit. In den geluidloozen
tralietrommel hing het eekhoorntje, dat dood was gegaan.
* * * * *
"Anatole", zei Johan Doxa, terwijl zijn bleeke vriend op den rand van
de ijzeren koets zijne nagels schoon maakte en, daarnaast, de witte
gezichten van Biebuyck en Donkerwolck boven de gele heupen van de
viool en cyther opgeschoten, "ik zeg het u, zoo lange dagen en dagen
heb ik over dat ding te zwoegen gezeten. Hebt ge de lieve madeliefjes
gezien, die ik langs een wiegend thema van blaadjes en knopjes op den
steel geschilderd heb? Gij waart vaak de verwonderde getuige van
mijne verduldigheid. Het groene sijsje zong perelend onder ginds
vierkante zonnelicht. Het eekhoorntje draaide. Ja, mijn vriend, ik heb
dat werk versierd met een warm stuk van mijn innigste gedachtenleven.
In den dikken nevel almeteens pletste het brutale mannengezicht open,
gelijk een vieze vloek. Het was op het Zaterdagplein onder den
driearmigen lantaarn. Hij rookte dus uit mijnen pijp. Vraag mij nooit
iets meer daaromtrent Anatole. Ik heb u immers alles verteld...."
Anatole vroeg evenwel nog hoelang ze met den politie-agent getrouwd
was, maar Johan wilde geen woord meer reppen. Hij stond leunend
tegen het kleine tafeltje. Zijn blonde krullen hingen verward over zijne
ooren en hij staarde op de vloer, waar de ekster een hoop witte kruimels
uiteen bekte. Anatole zong het liedje van de Drie Gezellen, en daarna
een ander nog, van het Euverzwijn. De dag was grijs en triestig en de
schaduwsluierde stille langs de muren.
* * * * *
Johan Doxa was nu een zeer onrustig mensch geworden. Des nachts
sliep hij niet en over dag liep hij het huis op en af, of drilde gichtig de
Lage Stad omme. Moeder Doxa merkte alweer dadelijk het vreemde
verschil en zij wist geen raad om haar pover kind tot een betere
stemming te brengen. De moedelooze toestand van Johan brak uit in
zonderlinge uitslagen. Hij werd gefolterd door pijnlijke verlangens en
zijn verbeelding was vol met duizelige tafereelen. Terwijl hij slapeloos
op zijn sponde lag, recht uitgestrekt, kwamen de mistige vormen van
zijne gedachten door de lauwte van het kamertje varen. Ze wiegelden in
de lucht zooals wuivende sluiers en ze hadden de kleur van de
roomblanke huid, waaronder zacht-roze vloeit het gloeiende bloed. Ze
naderden zijne heete lippen en hij hijgde ongelijk en de nacht rok zich
uit, alsof nooit de vrije dag zou klaren.
Anatole vertelde hem van het lichte leven en van de jolige jeugd. Hij
zag, bij elk woord dat zijn listige vriend fijn uitteekende met zijn
naakten mond, het gebaar en de weelde van die ongekende pleizieren,
waaronder vlamt en wappert het dansende vuur van rappe passie. Hij
werd nieuwsgierig, trachtte met oolijke wendingen de verscholen
bijzonderheden te kennen en zijn geest was altijd op zoek, een versch
beeld beloerend dat uit een ongezond toeval van detailleering kon
ontstaan. Hij vluchtte al meer en meer de bezoeken van Lieven Lazare,
die, met orakels en profetieën, zijn opgejaagde hersens in de war hielp,
maar des te gretiger liep hij het bleeke gezelschap van Anatole na.
* * * * *
Op een dag werd besloten dat Johan Doxa naar de Old Curiosity Shop
de kameraden Donkerwolck en Biebuyck vergezellen zou. Er was dien
avond een klein concert in de bovenzaal en Johan moest den triangel
slaan. Zoo kon hij alles eens goed aflonken en er zich een eigen oordeel
over maken. Ze gingen met hun drieën. Ze bereikten de bovenzaal
langs een klein diensttrapje en dit was gelukkig, want er zat veel
ruchtig volk in de grootere consommatiekamer en Johan zou nooit de
krasse uitroepingen te boven gekomen zijn, waarmede men daar zijn
drollig-vet voorkomen en zijn zeldzaam aangezicht hadde gegroet. Hij
werd tusschen Biebuyck en het klavier geplaatst en hij keek beteuterd
rond. De zaal was zeer helder verlicht. Groote elektrische klokken
hingen tallenkant, gelijk ongemeene bloemen, te stralen. De wanden
waren behangen met een scharlaken brokaat, dat tegen de zoldering
langs gouden festoenen en kleine empirekransen fronste. Spiegels
hingen links en rechts in zilveren lijsten te klateren. Drie kleine tafels
stonden op het karmozijne tapijt en groote krysanten pronkten er tenden
den glimmenden hals van hooge

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.