zich aan niets stoorde. 
"O dokter!" riep mevrouw Rustig den geneesheer bij diens 
binnentreden als in wanhoop toe, "Jack heeft zich zoo vreeselijk in zijn 
hand gesneden; stellig is er een zenuw geraakt en dan...." 
De dokter gaf er geen antwoord op, maar onderzocht de gewonde hand, 
terwijl Jack met de andere bleef doorspelen. 
"'t Is nog al goed afgeloopen, mevrouw," zei de dokter, toen hij gezien 
had, dat de jongen zich maar even aan den vinger had gewond. 
"Heeft u soms ook een stukje hechtpleister in huis?" 
"O ja; gauw Marie,--loop Saar!" In een oogwenk waren de twee meiden 
terug; Saar met de hechtpleister en Marie er achteraan met de schaar. 
"Stel u maar gerust, mevrouw," zei dokter Middleton, nadat hij een 
pleister op de wond had gelegd, "kwaad kan 't volstrekt niet."
"Maar zou 't niet beter zijn als we hem boven brachten en wat te bed 
legden?" hernam mevrouw. 
"Bepaald noodig is 't niet, mevrouw, maar in elk geval blijft hij dan 
gevrijwaard voor verdere ongelukken." 
"Kom, mijn lieve jongen, je hoort wat dokter Middleton zegt." 
"Ja, ik hoor 't wel," antwoordde Jack, "maar ik ga niet." 
"Maar Jaapjelief, doe 't nu toch, mijn ventje." 
Jaapje bleef doorspelen en gaf geen antwoord. 
"Kom, Jaapje," zei Saar. 
"Ga weg, Saar," zei het driftige manneke, en weerde haar met de hand 
af. 
"O foei, Jaapje!" zei Marie. 
"Kom, mijn hartedief!" zei mevrouw op overredenden toon, "kom,--wil 
je nu niet?" 
"Ik wil naar den tuin nog wat kersen plukken," antwoordde Jaapje. 
"Kom dan maar, lievert, dan gaan we naar den tuin." 
Jaapje wipte van zijn stoel en vatte mama bij de hand. 
"Wat een braaf, gehoorzaam kind is 't toch!" riep mevrouw uit, "je kunt 
hem aan een zijden draadje leiden." 
"Ja wel, als 't om kersen te doen is," dacht Dr. Middleton. 
Mevrouw Rustig, Jack, Saar en Marie gingen nu naar den tuin, zoodat 
de dokter alleen bleef met meneer, die gedurende de stribbeling geen 
woord gezegd had. 
Bij zijn veelvuldige bezoeken op Boschlust had dokter Middleton 
opgemerkt, dat de kleine Jack uit zijn aard wel een flinke, kordate 
jongen was, maar alle kans liep door de dwaze inzichten van zijn vader 
en de overdreven toegevendheid van zijn moeder bedorven te worden. 
Zoodra nu mevrouw de kamer verlaten had nam hij een stoel en richtte 
tot den heer des huizes de vraag: 
"Heeft u geen plan uw jongen school te leggen, meneer Rustig?" 
Meneer Rustig sloeg de beenen over elkaar en vouwde zijn handen om 
de knieën samen, wat hij altijd deed zoodra hij iets wilde betoogen. 
"Het groote bezwaar, dokter, dat ik heb tegen het naar school zenden 
van een kind, is dat er te veel dwang wordt uitgeoefend; en dat strijdt 
niet alleen tegen de rechten van den mensch, maar ook tegen alle 
gezond oordeel. Men zendt een jongen naar school, in de hoop dat er 
door leer en voorbeeld goede hoedanigheden in hem zullen gekweekt
worden, niet waar? Maar hoe zal hij nu welwillendheid leeren, als hij 
telkens de dreigende gard ziet zwaaien, of geduld, als zijn leermeesters 
bijna uit hun vel springen van kwaadheid? Welk onderscheid bestaat er 
tusschen hem, die de kastijdingen toedient, en dengene, die ze 
ondergaat? Zijn ze niet beiden met rede begaafde schepselen, die 
evenveel recht hebben op hetgeen de wereld biedt? Door gewetenlooze 
dwingelandij hebben weinigen zich toegeëigend wat voor allen 
bestemd was, en al heeft men zich door langdurige gewoonte en 
valsche voorschriften daarin leeren schikken, 't is de plicht van een 
vader er voor te waken, dat zijn eenige zoon niet zulke verlagende 
dwaalbegrippen inzuigt, waardoor hij zich later alles zou laten 
welgevallen, zoolang men hem maar het leven liet. En worden zulke 
dwalingen niet op school door de gard verkeerdelijk ingeprent in het 
jeugdig gemoed? Reeds de eerste les in het ABC is tevens een les in 
slavernij en leert al aanstonds de geheiligde gelijkheid verzaken, die 
ons geboorterecht is. Neen, meneer, zoolang ze niet kunnen 
onderwijzen zonder de ergerlijke toepassing van de gard, zal mijn 
jongen nooit op school." 
Hier wierp meneer Rustig zich achterover in zijn armstoel, in de 
verbeelding dat hij al heel wat verstandigs had te berde gebracht. 
Dokter Middleton kende zijn man, en had hem maar stilletjes uit laten 
praten. 
"Ik moet toegeven," zei de dokter ten laatste, "dat er in al wat gij daar 
zegt misschien veel waars is; maar zou u niet denken, meneer Rustig, 
dat men, juist door te verhinderen dat een jongen onderricht kreeg, hem 
des te vatbaarder maakte voor de dwalingen waarover gij spreekt? 
Alleen de opvoeding kan vooroordeelen uit den weg ruimen, en iemand 
geschikt maken om de kluisters van den ouden sleur te verbreken. 
Toegegeven al dat er van de gard gebruik wordt gemaakt, 't gebeurt 
toch enkel op een leeftijd, waarin het jonge gemoed zoo kneedbaar    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
