Indrukken van Finland | Page 4

Clara Engelen
enkele zoete beschuitjes gebruikt te hebben, werd ik beleefd verzocht zoo gauw mogelijk naar bed te gaan en den volgenden morgen niet al te vroeg voor den dag te komen.
Ik had een aardige kamer, die zeer eenvoudig was ingericht; de meubels waren van licht blauw geverfd hout; het bed bestond uit een plank op twee schragen; de tafel was op dezelfde manier gemaakt en een vriendelijke hand had er een grooten ruiker met veldbloemen opgezet. Voor het groote openslaande raam hing een donker gordijn. Eigenwijs, vond ik het volstrekt niet noodig het naar beneden te laten en werd, tot mijn straf, een half uur later wakker door de zon, die fel in mijne kamer scheen. Om negen uur kwam een keurig gekleed dienstmeisje me een kopje slappe thee brengen, ook alweer met zoet brood. Ik knikte haar toe; zij beduidde mij vriendelijk, van haar kant, dat ik nemen moest wat ze mij bracht. Die pantomime herhaalden we elken morgen, want ik heb geen woord tegen haar kunnen spreken.
Toen ik me gekleed had, werd ik afgehaald om mee te gaan zwemmen; dat doen de Finnen, ook het volk, in den zomer eens of ook twee keer per dag. De boeren gebruiken elken Zaterdag hun dampbad, waarvoor eene schuur nabij de boerderij is ingericht. Daar staat een groote steenen kachel, waarboven een kamertje is voor drie of vier personen om het dampbad te gebruiken. Daarna nemen zij gewoonlijk, soms zelfs in den winter, eene koude onderdompeling in het meer. Ook de knechts der boerderij hebben recht op hun wekelijksch dampbad.
De dagindeeling was verder als volgt:
Elken dag kreeg ik tot elf uur niets anders dan het kopje thee, maar dan werd het wachten vergoed door een ontbijt, dat meer leek op middageten. Tot twee uur gingen we wandelen of aan het meer zitten, en dan werd buiten koffie gedronken met allerlei soorten van zelf gebakken brood en koek. Des middags werd ik meestal aan me zelf overgelaten. Om vier uur werd gegeten. Bij dezen maaltijd werd een drank gebruikt, die naar zuur bier smaakte en in huis wordt bereid. Na het eten maakten we samen eene wandeling of we roeiden op het meer. Wij bleven dan uit tot middernacht, of nog later; waarom zouden we ook eerder naar huis gaan, want donker werd het niet? Eens hebben we een avond doorgebracht op een eiland. Op een vuur van gesprokkeld hout maakten wij zelf ons avondeten klaar. Alle handen kregen wat te doen, want er moest voor een groot gezelschap gezorgd worden. Na gedanen arbeid mochten wij rusten. We gingen bij het vuur zitten en er werd gepraat en gezongen; weer hoorde ik dezelfde melodie?n, die op de _Storfürsten_ zoo diepen indruk op mij gemaakt hadden.
Op een anderen avond heb ik een boerenfamilie bezocht. We reden er heen op een paar kleine karretjes met woeste paarden er voor; de weg was slecht en bij gedeelten heel steil, zoodat ik er verbaasd over was, dat we niet omrolden. Mijne vrienden echter vonden den weg nog betrekkelijk goed: "buiten kan men geene betere wegen verwachten!" Ik werd zeer hartelijk ontvangen op de boerderij, maar ik kon met niemand praten. Later hoorde ik, dat de bewoners der hoeve zeer vooruitstrevend zijn; twee zoons studeeren.
Zooals de meeste finsche buitenhuizen, is het huis waar ik gelogeerd heb, van hout; bijna alle kamers zijn gelijkvloers. Het ligt op een heuvel en van uit de woonkamer heeft men een aardig uitzicht op den tuin, het bosch en het meer. Die kamer is zeer eenvoudig ingericht en wordt alleen voor de maaltijden gebruikt en als het regent. Bij goed weer is men den geheelen dag buiten of op de galerij voor het huis. Voor regendagen is er een welvoorziene boekenkast en vindt men een paar gemakkelijke stoelen; ook de schommelstoel, die in het noorden zooveel gebruikt wordt, is voorhanden. De buitendeur heeft geen nachtslot, ook blinden ontbreken; de huissleutel hangt zelfs dag en nacht aan een spijker buiten aan de deur; wel een bewijs, dat de bewoners der dorpen te vertrouwen zijn. Men hoort slechts zeer zelden van inbraak of diefstal, werd mij verteld.
Het buiten leek mij een klein paradijs in de wildernis, geheel van de buitenwereld afgesloten. Maar dat werd me met een spottenden blik dadelijk tegengesproken; dat was echt midden-europeesch gezegd. Afgezonderd leeft men volstrekt niet, zoo werd ik onderwezen, als men twee maal per dag de boot ziet voorbij varen. En nu werd me verteld van een plaats, waar men slechts eens per week de "post" kon halen in een dorp, dat eerst na twee uur roeien te bereiken is.
De dorpen in de buurt liggen in eene boschrijke, heuvelachtige en waterrijke streek; daar, waar men de meren niet ziet, doet de natuur heel even aan Zwitserland denken. De boerenwoningen zijn donkerrood geverfd met witte raam- en deurkozijnen en gootlijst.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 15
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.