een aangename en koele schaduw is onder de boomen 
met gedoomde takken en bladeren geen sprake. 
Leeuwen komen nog in vrij grooten getale voor. Ik kreeg zelf niet 
anders dan de sporen van die dieren te zien; maar de luitenant ter zee 
Audoin had het geluk, een leeuwin te schieten, wat niet zijn eerste 
welgelukte schot was. Het gebeurde een weinig ten westen van Katsena 
onder de volgende omstandigheden: De heer Audoin, die toen juist aan 
de grens voor de plaatsing der grenspalen kapitein Tilho verving, toen 
die laatste licht ongesteld was, was vroeg in den morgen vertrokken 
door een woestijnachtige streek. Hij reed aan de spits van zijn karavaan 
met zijn tolk en zijn lijfknecht, toen ze, aan den rand van een 
uitgedroogd moeras gekomen, het karakteristieke gebrom hoorden van 
leeuwen, die in hun slaap gestoord worden. Niet wetend, waar het 
geluid precies vandaan kwam, reed hij nog iets verder en zag zich 
opeens staan tegenover een zeer mooie leeuwin op geen dertig pas
afstands. Het dier was half in de struiken verborgen en liet dreigend de 
tanden zien. Met een flinke koelbloedigheid stapte Audoin van het 
paard, ging een paar meters naar voren, mat den leeuw met de oogen en 
gaf vuur. 
Weg was het beest, maar het gebrul nam in hevigheid toe. Op hetzelfde 
oogenblik ging een leeuw in pijlsnelle vaart op eenige meters afstands 
van de kleine groep voorbij en vluchtte. Het bosch was op die plek zoo 
dicht, dat de jager verscheiden vergeefsche pogingen deed, om bij het 
punt te komen, waar de leeuwin verdwenen was. Intusschen hield het 
gehuil niet op of ten minste het deed zich telkens weer hooren, als de 
zeeofficier een beweging maakte, om te naderen. 
"Misschien", dacht hij, "heb ik alleen een jong leeuwtje gedood en is de 
moeder erbij gebleven." In die omstandigheden zou het dwaasheid 
geweest zijn, te trachten dichterbij te komen. Er moest intusschen een 
eind aan komen. De tirailleurs van het geleide waren komen aanloopen 
met reuzenpassen. Twee van hen werden aan elken kant van den weg 
geplaatst, hun geweer gereed houdend met de bajonet erop, en de 
luitenant trad moedig vooruit. Een paar meters verder bemerkte hij het 
verscheurende dier op de zijde liggend en geen teeken van leven meer 
gevend. 
Tot overmaat van zekerheid loste hij nog een laatste schot op den, naar 
hij meende, dooden leeuw. Of dat ook goed was! Want in een uiterste 
poging sprong het dier op, vloog verscheiden meters van links naar 
rechts en viel neer op korten afstand van den moedigen jager. Het was 
gedaan. De eerste kogel was in het voorhoofd gedrongen en was 
dichtbij den staart uitgekomen, na het lichaam in zijn geheele lengte te 
zijn doorgegaan. 
Verzekerd, dat de leeuwin werkelijk dood was, wierpen de schutters 
zich op het lijk en doorstaken het nog met bajonetsteken. De leeuwin 
was een der fraaiste exemplaren van de in Centraal Afrika 
voorkomende leeuwen. Het was niet minder dan 2.30 M. lang van de 
punt van den muil tot die van den staart. Ongelukkig is dit laatste 
lichaamsdeel verbazend gezocht bij de zwarten als talisman, en er 
waren nog geen twee uren verloopen, of een tirailleur had den staart 
stilletjes afgesneden. 
Naast de Haussa's wonen in deze streek de Peulhs, nomaden, die in 
tijdelijke hutten leven en nu en dan van weideplaatsen veranderen. Ze
zijn het fransche gezag zeer vijandig; ons bestuur kunnen ze niet 
verdragen, hoe zachtzinnig het ook tegen hen optreedt. Hun eenige en 
voortdurende zorg, is eraan te ontsnappen. Daarom hielden velen van 
hen zich bij voorkeur op in de onbepaalde strook, waar de 
tegenwoordige grens ten noorden van Katsena en Kano door loopt en 
die nog weinig ontgonnen en onbewoond was. Onze aankomst maakte 
hen onrustig en ze vreesden zonder twijfel een volkstelling. Daarom 
toonden ze een duidelijken afkeer van het geven van inlichtingen, die 
wij noodig hadden voor ons werk. Het ongeluk, dat een der onzen 
overkwam, was er een duidelijk blijk van. 
Het is reeds moeilijk, zonder te verdwalen langs een inlanderspad te 
loopen door het bosch; maar het is bijna onmogelijk, zonder een 
betrouwbaren gids de paden te volgen, die naar de tijdelijke dorpen van 
de Peulhs leiden. Een Peuhl alleen kan daar den weg vinden. Nu was 
luitenant Lauzanne op een goeden morgen vooruitgegaan met een gids 
van dien stam. Na eenigen tijd bemerkte Lauzanne, die zijn kompas in 
de hand hield, dat hij zonder eenigen twijfel op een verkeerden weg 
was. Hij dwong zijn gids weer op het rechte pad te gaan en kwam op de 
rustplaats aan om twee uur in den namiddag, vermoeid en uitgeput, 
daar hij niets had gegeten sinds den morgen. De plek, waar hij was 
aangekomen, was verlaten. De weinige hutten, die er rondom een put 
stonden, waren onbewoond. 
"Komaan," dacht hij, "de karavaan zal wel spoedig    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.